Economie en recht

§1.5 Economie thuis en recht
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

§1.5 Economie thuis en recht

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

  • bemiddelen tussen koper en verkoper
  • waarschuwen misleidende reclame/aanbiedingen
  • de Consumentengids
  • maken algemene verkoopvoorwaarden
  • lobbyen in de politiek
Consumentenbond

Slide 3 - Diapositive

De Consumentenbond doet onderzoek naar gelijk soortige producten van verschillende merken.
Hoe heet zo'n onderzoek ?
Leerdoel 17
A
Vergelijkend Warenonderzoek
B
Merkenonderzoek
C
Productenonderzoek
D
Marktonderzoek

Slide 4 - Quiz

Overheid beschermt de consument
Bedenktijd
Prijzenwet

Slide 5 - Diapositive

Consumentenkoop
Koop is de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen (Artikel 7:1 Burgerlijk Wetboek).

De ene partij verplicht zich om te betalen, de andere partij moet het goed leveren.

Slide 6 - Diapositive

Overeenkomst
  1. Mondeling
  2. Schriftelijk
  3. Stilzwijgend


Slide 7 - Diapositive



Vragen??
 

Slide 8 - Diapositive

Samenlevingsvormen
1. Trouwen (huwelijk)
2. Geregistreerd partnerschap
3. Samenlevingscontract
4. Zelf onderlinge afspraken maken (zwart op wit)

Slide 9 - Diapositive

Trouwen en geregistreerd partnerschap kan op 2 manieren: 
1. Gemeenschap van goederen: bezittingen en schulden zijn van beiden samen (dus uit elkaar?: allebei de helft van bezittingen en de helft vanschulden)
2. Huwelijkse voorwaarden: Je maakt (zwart op wit, via de notaris) andere afspraken dan zoals bij 1. 

Slide 10 - Diapositive

Stel je bent op huwelijkse voorwaarden getrouwd en je hebt geen geld meer op je rekening. Dan:
A
Heb je pech. Had je dat ene jurkje maar niet moeten kopen.
B
Simpel: dan hou je je hand op bij je partner.
C
Heeft je partner een zorgplicht.
D
Leen je gewoon wat bij.

Slide 11 - Quiz

Bobby en zijn vriendin gaan trouwen. Bobby is zelfstandig ondernemer. Onder welke voorwaarden gaan zij trouwen?
A
Gemeenschap van goederen
B
Huwelijkse voorwaarden

Slide 12 - Quiz

Bobby en Sonja zijn uiteindelijk getrouwd onder huwelijkse voorwaarden. Bobby's bedrijf gaat failliet en het huis staat op naam van Sonja. Kunnen schuldeisers het huis toe eigenen?
A
Nee
B
Ja

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Als iemand overlijdt zonder een testament, wie/wat bepaalt dan wie de erfenis krijgt?
A
De notaris
B
De erfgenamen
C
Het erfrecht
D
De partner

Slide 16 - Quiz

Een erfenis bestaat uit
A
alleen wat de overledene aan geld nalaat
B
alleen wat de overledene aan geld en goederen nalaat
C
alleen wat de overledene aan geld, goederen en schulden nalaat
D
alles wat de overledene nalaat: geld, goederen, schulden en vorderingen

Slide 17 - Quiz

Hoe hoog is de erfenis? 
Sabine en Timon zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden en hebben 2 kinderen. Sabine komt te overlijden. Ze heeft geen testament. Haar persoonlijk vermogen bedraagt € 100.000. De woning is vrij van hypotheek is gemeenschappelijk en heeft een waarde van € 400.000. 

  • Erfenis = € 100.000 + 50% van € 400.000 = € 300.000
  • Wie erft wat?
  • Timon en beide kinderen erven ieder 1/3 x € 300.000 = € 100.000
  • Timon mag alles van de erfenis blijven gebruiken; hij krijgt het vruchtgebruik

Slide 18 - Diapositive

Hoeveel erfbelasting betalen? 
Berekening per erfgenaam maken

Belast bedrag = erfdeel - vrijstelling
Erfbelasting = tarief x belast bedrag 

Let op schijvenstelsel: bij hogere bedragen zijn er 2 tarieven van toepassing 


Slide 19 - Diapositive