Woordenboekles BK1 Engels - Nederlands

I know how to look up words in a dictionary
😒🙁😐🙂😃
1 / 24
suivant
Slide 1: Sondage
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

I know how to look up words in a dictionary
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Sondage

lesprogramma
Dictionary 

Doel: Je leert een Engels-Nederlands woordenboek gebruiken. 

1. We starten met het alfabet
2. We gaan Engelse woorden op alfabetische volgorde zetten
3. We gaan woorden opzoeken in het woordenboek
4. We gaan kijken naar woorden die niet precies als in de tekst in het woordenboek staan. 

Slide 2 - Diapositive

Hoe gebruik je een woordenboek? 
Tips:
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.
  • Gebruik de gidswoorden boven aan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord. 
  • Bedenk welke vertaling het meest logisch in de zin is.
  • Zoek naar de stam van het woord.

Slide 3 - Diapositive

* Zorg dat je altijd de titel begrijpt, dus als je daar woorden niet van kent, zoek ze op!

* Zoek niet elk woord in de tekst op dat je niet kent, dat kost veel te veel tijd. Vaak kun je een zin of tekst echt wel begrijpen zonder dat je alle woorden precies kent.
 

Slide 4 - Diapositive

Wat is de volgende letter?
abcdefghi...

Slide 5 - Carte mentale

Wat is de volgende letter?
ghijklmno...

Slide 6 - Carte mentale

Wat is de volgende letter?
mnopqrst...

Slide 7 - Carte mentale

Zet de volgende letters op alfabetische volgorde: w f o l d v

Slide 8 - Question ouverte

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
consult of construct
A
consult
B
construct

Slide 9 - Quiz

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
connect of constrain
A
connect
B
constrain

Slide 10 - Quiz

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
consider of consumer
A
consider
B
consumer

Slide 11 - Quiz

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
thigh of tight
A
thigh
B
tight

Slide 12 - Quiz

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
threat of throat
A
threat
B
throat

Slide 13 - Quiz

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
together of treat
A
together
B
treat

Slide 14 - Quiz

zoek in het woordenboek de NL vertaling op van: mischief

Slide 15 - Carte mentale

zoek in het woordenboek de NL vertaling op van: wooden

Slide 16 - Carte mentale

zoek in het woordenboek de NL vertaling op van: distribution

Slide 17 - Carte mentale

zoek in het woordenboek de NL vertaling op van: usually

Slide 18 - Carte mentale

Welke woorden in de volgende zinnen staan niet zo in het woordenboek? 
Hoe staan ze er wel in? 

voorbeeld: 
  • She walks to work every day. 
  • walks
  • The soup is colder than usual. 
  • colder

Slide 19 - Diapositive

What were you waiting for?
A
what
B
waiting
C
you
D
for

Slide 20 - Quiz

A thousand yellow cars.
A
a
B
thousand
C
yellow
D
cars

Slide 21 - Quiz

They are the friendliest people on earth.
A
they
B
friendliest
C
people
D
on earth

Slide 22 - Quiz

Huiswerk

  • Als je nog geen woordenboek ENG-NL/NL-ENG hebt, zorg dan dat je die voor de toets wel hebt!!!
  • Vond je het moeilijk? Oefen het alfabet en oefen thuis met het opzoeken van woorden. 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive