Oefenen hoofdstuk 1

Oefenen hoofdstuk 1
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefenen hoofdstuk 1

Slide 1 - Diapositive

Wat is een andere naam voor de tijd van de burgers & stoommachines?

Slide 2 - Question ouverte

De tijd van de burgers & stoommachine was van ..... tot .....

Slide 3 - Question ouverte

Wat is huisnijverheid?
A
Het thuis maken van goederen
B
Het werken in de fabriek
C
Geen werk hebben
D
Thuis online werken

Slide 4 - Quiz

Wat is dit voor apparaat?
A
Cotton gin
B
Spinnewiel
C
Drukpers
D
Waterrad

Slide 5 - Quiz

Welke energiebron wordt gebruikt bij de huisnijverheid?
A
Spierkracht
B
Windkracht
C
Waterkracht
D
Stoomkracht

Slide 6 - Quiz

Natuurlijke energie
Energie

Slide 7 - Question de remorquage

Betekenis van; Huisnijverheid
A
Een huis waar gezamenlijk goederen worden verhandelt
B
Een huis waar machines staan om te werken
C
Werk (weven/ spinnen) verricht vanuit huis

Slide 8 - Quiz

Waarom begon de industrie later in Nederland
A
Geen geld om te investeren door de gevoerde oorlogen
B
Geen zin in alle veranderingen
C
De koning was niet in Nederland
D
De mensen kwamen in opstand tegen de verandering

Slide 9 - Quiz

Welke Koning zorgde voor goede infrastructuur zodat de handel en industrie kon ontwikkelen
A
Koning Willem V
B
Koning Willem Alexander
C
Koning Willem I
D
Willem III

Slide 10 - Quiz

Welk antwoord hoort er niet bij?
A
Stoommachines waren van hout.
B
Stoommachines zorgen voor een snellere productie.
C
Zonder steenkolen geen stoommachines.
D
Een gevolg van de stoommachines zijn fabrieken.

Slide 11 - Quiz

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 12 - Quiz

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 13 - Quiz

Wat is de naam van deze machine?
A
Een grote boormachine
B
Een stoommachine
C
Een wapenmachine
D
Een weefmachine

Slide 14 - Quiz

Wat betekent "Industriële Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd

Slide 15 - Quiz

Werkgever is zijn eigen baas
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

De afzetmarkt en europeanisering zijn gevolgen van imperialisme
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Suriname hoorde vroeger bij Nederland. Was Suriname dan een kolonie van Nederland?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

De provincie Utrecht hoort ook bij Nederland. Is dat dan ook een kolonie?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Hoe heet het veroveren van gebieden door een ander land, meestal om er handel mee te drijven?
A
imperialisme
B
industriële revolutie
C
kolonialisme
D
urbanisatie

Slide 20 - Quiz

Hoe heet het veroveren van gebieden in Azië en Afrika door Europese landen, meestal om die gebieden te gaan besturen?
A
imperialisme
B
industriële revolutie
C
kolonialisme
D
urbanisatie

Slide 21 - Quiz

Om welke reden breidden de Europese landen in de 19e eeuw hun gebieden buiten Europa uit?
A
Om meer slaven te krijgen.
B
Om meer grondstoffen te bezitten
C
Om meer soldaten te kunnen werven.
D
Om eraan te verdienen

Slide 22 - Quiz

Imperialisme in Afrika


Uitkomst: Afrika wordt verdeeld.
Wat valt je op aan de landsgrenzen?

Slide 23 - Diapositive

Wat valt je op aan landsgrenzen?

Slide 24 - Question ouverte

Wat zou dit voor gevolgen kunnen hebben voor Afrika zelf?

Slide 25 - Question ouverte

Indonesische boeren werden blij van hun samenwerking met Nederland
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

verspreiding van de Europese cultuur, talen, geloof en gebruiken
gebied waar producten verkocht worden
Europese machtsuitbreiding in Azië en Afrika na 1870 waardoor grote koloniale rijken ontstaan.
Afzetmarkt
Europeanisering
Imperialisme

Slide 27 - Question de remorquage

Nederland heeft ooit op de evenaar gelegen
A
waar
B
niet waar
C
Waar, Nederland heeft zelfs op de plek van Australië gelegen.
D
wat een onzin

Slide 28 - Quiz

Welk tijdperk was NIET belangrijk voor Nederland?
A
Perm
B
Krijt
C
Jura
D
Cambrium

Slide 29 - Quiz

Steenkool, aardolie en aardgas zijn voorbeelden van...
A
Delfstoffen
B
Fossielen
C
Energiebronnen
D
Tijdperken

Slide 30 - Quiz

Wat is plankton
A
Dode diertjes en planten in de zee
B
Dode dieren en planten
C
Aardolie
D
Een stoommachine

Slide 31 - Quiz

Welke omschrijving hoort bij welke grondstof?
Kalksteen
Aardolie
Steenkool
Aardgas
Ontstaat uit plantenresten
Ontstaat uit plankton
Ontstaat uit aardolie of steenkool
Ontstaat uit samengeperste skeletjes van zeedieren
Carboon
Jura
Krijt

Slide 32 - Question de remorquage

Steenkool

Fossiel

Geologische 
tijdschaal

Aardolie

Slide 33 - Question de remorquage

Wat is juist?
- er zijn 2 antwoorden goed -
A
IJzer is een metaal
B
IJzer is een brandstof
C
Steenkool is een metaal
D
Steenkool is een brandstof

Slide 34 - Quiz

Welke sector hebben we nog niet behandeld?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector

Slide 35 - Quiz

Wat is het verschil tussen dagbouw en schachtbouw?

Slide 36 - Question ouverte

Er is veel spierkracht en handwerk nodig voor mijn werk, dan is mijn werk arbeidsintensief
A
Juist
B
onjuist

Slide 37 - Quiz

Landbouw, visserij en mijnbouw zijn voorbeelden van beroepen uit de
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 38 - Quiz

Welke sector zag je op het vorige plaatje?

Slide 39 - Question ouverte

In welke sector worden voedsel en grondstoffen uit de natuur gehaald?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
geen van allen

Slide 40 - Quiz

vestigingsplaats-
factoren

Tertiaire
sector

dagbouw

Arbeids-
intensief

Slide 41 - Question de remorquage

Welke vestigingsplaatsfactoren kun je noemen?

Slide 42 - Question ouverte

LEREN
- Blauwe leerstof
- Gele samenvatting
-begrippen
- Lessonup
- Oefentoets Plein M

Slide 43 - Diapositive