1kgt Herhaling Cursus Lezen en Spelling

• Mentorles
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 5

Herhalingsles 1 cursus Lezen

Onbekende woorden

Onderwerp

Hoofdgedachte

Tekstdoelen en tekstsoorten

Inleiding, middenstuk, slot

Deelonderwerpen

Stappenplan lezen

Onbekende woorden

1. Wat is een synoniem? Geef ook een voorbeeld.

2. Waar zijn de onderstreepte woorden voorbeelden van?

Veel mensen hebben huisdieren, zoals honden, katten en hamsters.

Onderwerp

1.  Wat is het onderwerp van een tekst?

2. In hoeveel woorden benoem je het onderwerp van een tekst meestal?

Hoofdgedachte

1. Wat is een hoofdgedachte?

2. Welke vraag stel je om de hoofdgedachte te vinden?

Tekstdoelen en tekstsooren

1. Wat is een tekstdoel?

2. Wat is een tekstsoort?

Inleiding, middenstuk, slot

1. Wat gebeurt er in de inleiding van een tekst?

2. Hoe noem je de stukjes waaruit een tekst bestaat?

Deelonderwerpen

1. Wat zijn deelonderwerpen?

2. Waar worden de deelonderwerpen uitgewerkt?

Stappenplan lezen

1. Wat is oriënterend lezen? Wat vind je als je oriënterend leest?

2. Wat is precies lezen?

Herhalingsles 2 cursus Spelling

Hoofdletters

Leestekens: punt, uitroepteken, vraagteken

Laatste letter -d of -t

Meervouden

Verkleinwoorden

Hoofdletters

1. Waarom gebruik je hoofdletters?

2. Wanneer schrijf je een hoofdletter? Noem 3 dingen.

Leestekens: punt, uitroepteken, vraagteken

1. Met welke drie leestekens kun je een zin eindigen? Schrijf ze onder elkaar elk op een nieuwe regel.

2. Schrijf achter elk leesteken dat je opgeschreven hebt, wanneer je ze gebruikt.

Laatste letter -d of -t

1. Leg uit wat de verlengproef is.

2. Leg uit waarvoor je de verlengproef gebruikt.

Meervouden

1. Wat is meervoud?

2. Hoe maak je een meervoud van een zelfstandig naamwoord?

Verkleinwoorden

1. Wat is een verkleinwoord?

2. Hoe maak je een verkleinwoord?

Herhalingsles 3 cursus Spelling

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Sterke en zwakke werkwoorden

Persoonsvorm verleden tijd

Onregelmatige werkwoorden

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. Wat is een persoonsvorm?

2. Wat is tegenwoordige tijd?

3. Wat is een ik-vorm?

Sterke en zwakke werkwoorden

1. Leg het verschil uit tussen sterke en zwakke werkwoorden.

Persoonsvorm verleden tijd

1. Wat is verleden tijd?

2. Wat is een zwak werkwoord?

3. Wat plak je achter de ik-vorm bij verleden tijd enkelvoud?

4. En wat bij verleden tijd meervoud?

Onregelmatige werkwoorden

1. Schrijf de pvtt van hij (willen) op.

2. Schrijf de pvvt van ik (zijn) op.

3. Schrijf de pvtt van ik (zullen) op.

4. Schrijf de pvvt van je (kunnen) op.