Ga op de goede plek zitten! Leg het volgende op je tafel: aantekeningenschrift + pen. Je laptop en telefoon gaan in je tas.
Hallo 3 Mavo! Zorg dat je op de JUISTE plek gaat zitten. Neem het volgende op tafel: Laptop dichtgeklapt!
timer
4:00
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Ga op de goede plek zitten! Leg het volgende op je tafel: aantekeningenschrift + pen. Je laptop en telefoon gaan in je tas.
Hallo 3 Mavo! Zorg dat je op de JUISTE plek gaat zitten. Neem het volgende op tafel: Laptop dichtgeklapt!
timer
4:00
Slide 1 - Diapositive
H5 - LICHT (herhaling 1)
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen voor vandaag
-Je hebt geoefend met de stof en jij weet waar je nog extra voor moet oefenen
Slide 3 - Diapositive
Leg uit hoe het komt dat we kunnen zien?
Slide 4 - Question ouverte
Meneer Lukkiens trui is geel. Er schijnt blauw licht op. Welke kleur zie je de trui dan?
A
Zwart
B
Geel
C
Groen
D
Blauw
Slide 5 - Quiz
leg uit wat het verschil is tussen een spiegelende terugkaatsing en een diffuse terugkaatsing.
Slide 6 - Question ouverte
UV straling komt voor in?
A
Broedkasten
B
Nachtkijker
C
Zonnebank
D
Gloeilamp
Slide 7 - Quiz
Wat is infrarode straling voor een straling?
A
Rode lampen
B
Blacklights
C
Straatlampen
D
Warmte lampen
Slide 8 - Quiz
Is dit oog bijziend of verziend?
A
Bijziend
B
Verziend
Slide 9 - Quiz
Wat voor een bril heb je nodig als je verziend bent?
A
Een leesbril
B
Een bril met een positieve lens
C
Een bril met een negatieve lens
Slide 10 - Quiz
Sleep de juiste namen naar de juiste plaatsen van het oog.
iris
pupil
hoornvlies
lens
netvlies
oogzenuw
Slide 11 - Question de remorquage
Welke lichtstraal is een divergerende lichtstraal?
Slide 12 - Question ouverte
In figuur 4 is een reëel beeld gemaakt met een positieve lens. Welke twee lichtstralen zijn geen constructiestralen?
A
Lichtstraal 1
B
Lichtstraal 2
C
Lichtstraal 3
D
Lichtstraal 4
Slide 13 - Quiz
Bijziend Verziend
veraf goed zien
beeld achter het netvlies
dichtbij goed zien
beeld valt voor het netvlies
hole lens nodig
bolle lens nodig
Slide 14 - Question de remorquage
leg uit wat accomoderen met het oog betekend
Slide 15 - Question ouverte
Wanneer kun je een voorwerp zien?
A
Als het voorwerp wordt verlicht.
B
Als er licht uit je ogen op het voorwerp valt.
C
Als er licht van het voorwerp in je oog valt.
D
Als het voorwerp zich niet in de schaduw bevindt.
Slide 16 - Quiz
Hoe bewegen de lichtstralen afkomstig van een lichtbron?
A
Als horizontale lijnen.
B
Als kromme lijnen.
C
Als rechte lijnen.
D
Als verticale lijnen.
Slide 17 - Quiz
Als je je hand tussen een lamp en een scherm houdt, ontstaat er een schaduw op het scherm. Wanneer wordt deze schaduw groter?
A
Als je hand dichter bij het scherm houdt.
B
Als je hand verder van de lamp houdt.
C
Als het scherm dichter bij de lamp zet.
D
Als een sterkere lamp neemt.
Slide 18 - Quiz
Een lichtstraal kaatst terug van een vlakke spiegel. Welke bewering over de hoek van inval is waar?
A
De hoek van inval is kleiner dan de hoek van terugkaatsing.
B
De hoek van inval is even groot als de hoek van terugkaatsing.
C
De hoek van inval is groter dan de hoek van terugkaatsing.
D
De hoek van inval is altijd 45 graden.
Slide 19 - Quiz
Je tekent een spiegel met een invallende lichtstraal, een normaal en een teruggekaatste lichtstraal. Welke bewering over de invallende lichtstraal is waar?
A
De invallende lichtstraal begint bij de spiegel.
B
De invallende lichtstraal eindigt op de spiegel.
C
De invallende lichtstraal staat loodrecht op de normaal.
D
De invallende lichtstraal staat loodrecht op de spiegel.
Slide 20 - Quiz
Welke bewering over een prisma is waar?
A
Een prisma wordt ook wel een spectrum genoemd.
B
Een prisma splitst het zonlicht in verschillende kleuren.
C
Een prisma voegt gekleurd licht samen tot wit licht.
D
Een prisma werkt op zonne-energie.
Slide 21 - Quiz
Je draagt een blauw shirt met witte letters erop. Hoe zien het shirt en de letters eruit als er groen licht op schijnt?
A
Het shirt blijft blauw en de letters worden groen.
B
Het shirt blijft blauw en de letters worden grijs/zwart.
C
Het shirt wordt grijs/zwart en de letters worden groen.
D
Het shirt en de letters worden grijs/zwart.
Slide 22 - Quiz
TekstMet een prisma maak je een spectrum van wit licht. Welke kleuren komen in dit spectrum voor (op volgorde)?
rood
oranje
geel
groen
blauw
indigo
violet
Slide 23 - Question de remorquage
Wat is een bolle lens?
A
Een negatieve lens die in het midden dikker is dan aan de randen.
B
Een negatieve lens die in het midden dunner is dan aan de randen.
C
Een positieve lens die in het midden dikker is dan aan de randen.
D
Een positieve lens die in het midden dunner is dan aan de randen.
Slide 24 - Quiz
Je schijnt met een zaklamp op een negatieve lens. Wat valt het brandpunt voor de lens of achter de lens? En is de brandpuntsafstand positief of negatief?
A
Brandpunt: Voor de lens
Brandpuntsafstand: negatief
B
Brandpunt: Voor de lens
Brandpuntsafstand: positief
C
Brandpunt: Achter de lens
Brandpuntsafstand: negatief
D
Brandpunt: Achter de lens
Brandpuntsafstand: positief
Slide 25 - Quiz
Welke lens in figuur 1 is de sterkste lens?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 26 - Quiz
Bij welke lens uit figuur 1 is de brandpuntsafstand het grootst?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 27 - Quiz
Een lichtstraal loopt evenwijdig aan de hoofdas en wordt gebroken door een bolle lens. Wat gebeurt er na breking met de lichtstraal?
A
Na breking gaat de lichtstraal door het brandpunt.
B
Na breking gaat de lichtstraal door het midden van de lens.
C
Na breking gaat de lichtstraal evenwijdig aan de hoofdas verder.
Slide 28 - Quiz
Je houdt een holle lens in het zonlicht. Hoe gaat de lichtbundel verder na breking door de lens?
A
Na breking is de lichtbundel divergent.
B
Na breking is de lichtbundel evenwijdig.
C
Na breking is de lichtbundel convergent.
Slide 29 - Quiz
Een lichtstraal wordt teruggekaatst door een spiegel. In figuur 3 zijn vier hoeken genummerd. Welke hoek in figuur 3 is de hoek van terugkaatsing?
A
Hoek 1
B
Hoek 2
C
Hoek 3
D
Hoek 4
Slide 30 - Quiz
Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak de test jezelf van alle paragrafen af
Hoe?Dit doe je individueel en in stilte Hoe lang? Tot het einde van de les Klaar? Bekijk van elke paragraaf de leerdoelen en probeer deze te beantwoorden voor jezelf!