Engels Unit 2.4 Deel A woensdag

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Koppel het bezittelijke voornaamwoord aan de juiste persoon.
I
You
We
She
They
He
My
Our
Her
His
Their
Your

Slide 4 - Question de remorquage

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

Is that coffee ...?
A
their
B
theirs

Slide 5 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden

Here is that bike ... .
A
your
B
yours
C
of yours
D
you

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:
"Peter forgot ___ books!"
A
his
B
hims

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:
"___ house is bigger than ___...'
A
ours - yours
B
our - your
C
our - yours
D
ours - your

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

Is this cup ...
A
your
B
yours

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:

We live in ___ appartment.
A
my
B
her
C
our
D
their

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

PAST SIMPLE:
Which sentence uses the past simple correct?
(vraag/past simple)

A
Did you bake eggs for breakfast yesterday?
B
Did you baked eggs for breakfast yesterday?
C
Have you baked eggs for breakfast yesterday?

Slide 17 - Quiz

... you ... that movie on tv Friday?
(vraag/past simple)
A
Did ... saw
B
Did ... see
C
Have ... seen

Slide 18 - Quiz

Hoe vorm je een vraag in de past simple?
did
onderwerp
heel werkwoord
?

Slide 19 - Question de remorquage

Wat is de juiste Past Simple in deze vraag?
... (listen) the man ... to Jack?

Slide 20 - Question ouverte

Maak hier een vraag van (past simple): He missed the bus.

Slide 21 - Question ouverte

Maak hier een vraag van (past simple): You washed the dishes

Slide 22 - Question ouverte

Wat is de juiste past simple vraag?
A
Did he stopped working yesterday?
B
Has he stopped working yesterday?
C
Did he stop working yesterday?
D
Stopped he working yesterday?

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste Past Simple in deze vraag?
... they (enjoy)... their holiday?

Slide 24 - Question ouverte

Wat is de juiste Past Simple in deze vraag?
When ... (leave) Daisy ... for school?

Slide 25 - Question ouverte

Maak een vraag in de past simple van deze zin:

I played a song.

Slide 26 - Question ouverte

Zijn er nog vragen over de past simple?

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Past simple: je maakt de past simple ontkennend met:
A
do not + hele werkwoord
B
did not + hele werkwoord

Slide 30 - Quiz

Past simple: je maakt de past simple ontkennend met:
A
do not + hele werkwoord
B
did not + hele werkwoord
C
haven't/hasn't + voltooid deelwoord
D
to be + not

Slide 31 - Quiz

Maak de zin ontkennend(Past Simple):
Wissal ate all my cookies last night.

Slide 32 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend(Past Simple)
Fatma (not - to feed) her cat yesterday.

Slide 33 - Question ouverte

Hoe vorm je een ontkenning in de past simple?
onderwerp
didn't
heel werkwoord

Slide 34 - Question de remorquage

Maak de zin ontkennend (past simple)
I walked to school.

Slide 35 - Question ouverte

timer
15:00

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive