3V - herhaling grammatica chap. 3

"Tu es allé(e)" is een passé composé van...
A
een WW op -re met avoir
B
een WW op -re met être
C
een WW op -er met avoir
D
een WW op -er met être
1 / 15
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

"Tu es allé(e)" is een passé composé van...
A
een WW op -re met avoir
B
een WW op -re met être
C
een WW op -er met avoir
D
een WW op -er met être

Slide 1 - Quiz

Als het onderwerp van een zin vrouwelijk enkelvoud is komt er ... achter de passé composé met être.
A
niks
B
-es
C
-s
D
-e

Slide 2 - Quiz

Wat is een correcte Franse zin?
A
Nous sommes arrivé
B
Nous sommes arrivée
C
Nous sommes arrivés
D
Nous sommes arrivées

Slide 3 - Quiz

Vul de correcte vorm van de passé composé in:
Mon amie Émilie ... (arriver) plus tard.

Slide 4 - Question ouverte

Vul de correcte vorm van de passé composé in:
Je ... (aller) à Amsterdam.

Slide 5 - Question ouverte

Passé composé met être
LET OP:
- P.C. heeft altijd twee delen HULP WW en HOOFD WW
- P.C. met être past zich aan aan het ONDERWERP
- soms weet je het geslacht niet van het onderw. dan zijn er meerdere opties mogelijk --> "tu es allé(e)"
- volt. deelw. die in het NL met "zijn" gaan gaan meestal in het FR met "être" --> uitzondering zijn bijv. "aller" en "passer"

Slide 6 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin: "Elle la voit au cinéma"
A
elle
B
voit
C
la
D
au cinéma

Slide 7 - Quiz

In de zin "Elle la voit au cinéma" verwijst "la" naar...
A
een mannelijk woord
B
een vrouwelijk woord
C
een woord in het meervoud
D
dat weet je niet zeker

Slide 8 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Le je visite souvent
B
Je visite le souvent
C
Je le visite souvent
D
Je visite souvent le

Slide 9 - Quiz

In welke zin is het "lijdend voorwerp" goed verwerkt?
Vous voulez visitez "le musée Picasso"
A
Je le veux visiter demain
B
Je veux la visiter demain
C
Je veux les visiter demain
D
Je veux le visiter demain

Slide 10 - Quiz

In welke zin is het "lijdend voorwerp" goed verwerkt?
J'ai acheté "les tickets"
A
Je les ai achetés hier
B
Je l'ai achetés hier
C
J'ai les achetés hier
D
J'ai l'achetés hier

Slide 11 - Quiz

Pers. vnw als lijdend voorwerp
- vervang het lijdend vw. in de zin door --> le, la, l' of les
- dit pas je aan aan het getal en geslacht van het lijdend vw.
- plek van het lijdend vw. is voor het vervoegde WW behalve als er een heel WW in de zin staat --> dan is de plek van het lijdend VW. voor het hele WW

Slide 12 - Diapositive

Zet de zin in de juiste volgorde:
combien/de temps/Le voyage/dure

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal de woorden tussen aanhalingstekens: "De reiziger" gaat met "het vervoersmiddel" naar "de bestemming"

Slide 14 - Question ouverte

Nous allons en Italie en ...
A
avis
B
circulation
C
avion
D
poubelle

Slide 15 - Quiz