Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Wat weet je al?
Wat ga je deze les leren?
Uitleg
Zelfstandig werken
Wat heb je geleerd?
Huiswerk
Slide 1 - Diapositive
Meten
Slide 2 - Carte mentale
Aan het einde van deze les:
-ken je het verschil tussen eenheden en grootheden
-kun je rekenen met de eenheden van lengte
Slide 3 - Diapositive
Grootheden - Eenheden
Wat kun je allemaal meten?
1
Wat je kunt meten noem je grootheden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan: het gewicht van een tros bananen, jouw lengte op de oppervlakte van het voetbalveld.
2
Het gewicht van bananen weeg je kilogram, dit is een eenheid van gewicht.
Jouw lengte meet je in meters, dit is een eenheid van lengte.
De oppervlakte van het voetbalveld meten we in vierkante meters, dit is een eenheid van oppervlakte.
3
Slide 4 - Diapositive
Mika weegt 55 .....
Slide 5 - Question ouverte
Centimeter
A
Grootheid
B
Eenheid
Slide 6 - Quiz
Van Utrecht naar Amsterdam is 52 ....
Slide 7 - Question ouverte
Wat is ongeveer 1 mm dik?
Slide 8 - Question ouverte
Snelheid
A
Grootheid
B
Eenheid
Slide 9 - Quiz
Wat is ongeveer 3 meter hoog?
Slide 10 - Question ouverte
Wat is het rijtje van eenheden van lengte?
Van km naar mm = per stap x10
Van mm naar km = per stap :10
Slide 11 - Diapositive
8km = ..... m
Slide 12 - Question ouverte
2407,6 mm = ..... dm
Slide 13 - Question ouverte
Dit voetbalveld is 70 meter bij 100 meter.
Hoeveel meter moet je lopen als je een rondje om het veld moet lopen?
1
Hoeveel je om het veld moet lopen rekenen je zo uit:
70 m + 100 m + 70 m + 100 m = 340 meter
Dit noem je de omtrek
2
Slide 14 - Diapositive
Maak opdrachten 2, 3, 4, 6, 7, 9, 14, 15, 16, 18, 19, 20 en 21
timer
10:00
de eerste 10 minuten werk je in stilte
Klaar?
Kijk alles na en maak opdrachten 24 t/m 26
timer
10:00
Slide 15 - Diapositive
Wat is een grootheid?
A
Inhoud
B
Liter
Slide 16 - Quiz
Wat is het rijtje van eenheden van lengte?
Slide 17 - Question ouverte
6,2 dm = ...... mm
Slide 18 - Question ouverte
Huiswerk
Volgende les af:
Maak opdrachten 2, 3, 4, 6, 7, 9, 14, 15, 16, 18, 19, 20 en 21