Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets
Voortplanting
Slide 1 - Diapositive
Welke omschrijving past bij welke levensfase? Sleep de omschrijving naar de juiste levensfase
Baby.
Peuter
Kleuter
Schoolkind
Puber
Adolescent
Volwassene
Bejaarde
Leert lezen en schrijven.
Spierkracht neemt af.
Leert zitten en kruipen
Leert naar de wc gaan en fietsen
Leert zelfbewust denken.
Leren zelfstandig zijn
Leren kinderen opvoeden
Leren praten en traplopen
Slide 2 - Question de remorquage
In welke levensfasen heb je te maken met een groeispurt?
A
Als baby en peuter.
B
Als schoolkind en puber.
C
Als peuter en kleuter.
D
Als baby en puber.
Slide 3 - Quiz
Prostaat
Zaadleider
Zwellichaam
Urineleider
Teelbal
Balzak
Eikel
Voorhuid
Zaadblaasje
Bijbal
Slide 4 - Question de remorquage
De tekening geeft een cel van de mens weer.
Waar ontstaat deze cel?
A
Prostaat
B
Bijbal
C
Teelbal
D
Zaadblaasje
Slide 5 - Quiz
Het lekkere gevoel bij een zaadlozing wordt erectie genoemd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Zet onderstaande zinnen in de goede volgorde: 1. de zwellichamen vullen zich met bloed 2. de zaadcellen verlaten de bijballen 3. de zaadblaasjes voegen vocht toe 4. man wordt opgewonden 5. prostaat voegt vocht toe 6. de man heeft nu een erectie 7. de man heeft een zaadlozing
Slide 7 - Question ouverte
De prostaat voegt vocht toe aan de zaadcellen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Baarmoeder
Eileider
Eierstok
Urineblaas
Urinebuis
Vagina
Slide 9 - Question de remorquage
Hoe heet onderdeel 6?
A
Plasbuis
B
Anus
C
Vagina
D
Clitoris
Slide 10 - Quiz
Het baarmoederslijmvlies is niet altijd even dik.
Wanneer is het baarmoederslijmvlies het dikst?
A
als de menstruatie een dag bezig is
B
direct na afloop van de menstruatie
C
enkele dagen voor de eisprong
D
enkele dagen na de eisprong
Slide 11 - Quiz
Hoe lang duurt een "normale" menstruatiecyclus?
A
28 tot 30 dagen
B
24 tot 26 dagen
C
32 tot 35 dagen
D
9 maanden
Slide 12 - Quiz
In afbeelding zie je een grafiek met de groei van het slijmvlies van de baarmoederwand van een vrouw. Op welke dagen is deze vrouw vruchtbaar?
A
Op dag 1-5.
B
Op dag 6-10.
C
Op dag 12-16
D
Op dag 16-20
Slide 13 - Quiz
Wat is een ander woord voor eisprong?
A
Evaluatie
B
Ovulatie
C
Evolutie
D
Ik vind dit een stomme vraag.
Slide 14 - Quiz
Welk orgaan stoot tijdens de menstruatie slijmvlies af?
A
De baarmoeder.
B
De eierstokken.
C
De eileiders.
D
De vagina.
Slide 15 - Quiz
Een vrouw heeft op een kalender de eerste dag van haar menstruatie aangegeven (zie afbeelding). Deze vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus. In de maand februari heeft deze vrouw op vier dagen geslachtsgemeenschap gehad met een man, namelijk op 5, 12, 19 en 26 februari.
Op welke van de genoemde dagen is de kans het grootst dat de geslachtsgemeenschap tot bevruchting leidt?
A
5 februari
B
12 februari
C
19 februari
D
26 februari
Slide 16 - Quiz
Layla van 12 t/m 15 januari ongesteld is. Ze is gezond en heeft een regelmatige menstruatiecyclus. Ze probeert zwanger te worden. Wat is er op de vier data aan de hand?
26 januari
28 januari
4 februari
9 februari
eisprong/ovulatie
Ze kan ongesteld worden. ( als niet zwanger)
Innesteling
bevruchting eicel
Slide 17 - Question de remorquage
Zet de zinnen over de bevruchting van een eicel in de juiste volgorde.
1
2
3
4
Een zaadcel ontmoet de eicel.
Een eicel komt vrij uit de eierstok.
De kernen van de eicel en zaadcel smelten samen.
Een eicel komt in de eileider.
Slide 18 - Question de remorquage
Wanneer begint de zwangerschap bij een vrouw? Leg uit!!
Slide 19 - Question ouverte
Wat gebeurt er bij innesteling?
A
Een bevruchte eicel begint zich te delen en wordt een bolletje cellen.
B
Een bolletje van delende cellen gaat vast zitten in het baarmoederslijmvlies.
C
Een bolletje van delende cellen reist naar de baarmoeder.
D
Een eicel wordt bevrucht door een zaadcel.
Slide 20 - Quiz
Veel vrouwen gebruiken tijdens de menstruatie maandverband of tampons om bloed en slijmvlies uit de baarmoeder op te vangen. Een tampon wordt in de vagina ingebracht. Welke letter in de afbeelding geeft het deel aan waarin een tampon wordt ingebracht?
Letter:
P
Q
R
Slide 21 - Question de remorquage
Een man en een vrouw hebben geslachtsgemeenschap. Ze gebruiken geen voorbehoedmiddelen.
In welk deel komen de zaadcellen het eerst terecht nadat ze de penis hebben verlaten?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Vagina
Slide 22 - Quiz
Bij een vrouw kan in de eileiders een onbevruchte eicel worden aangetroffen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
De pil en het condoom zijn 2 van de meest gebruikte voorbehoedsmiddelen. Allebei beschermen ze tegen ongewenste zwangerschap. Welk voordeel heeft het gebruik van een condoom nog meer?
Slide 24 - Question ouverte
Tijdens de zwangerschap treden geen menstruaties op.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quiz
Dit voorbehoedsmiddel bevat hormonen.
A
Coïtus Interruptus
B
Condoom
C
De pil
D
Fun condoom
Slide 26 - Quiz
Bij de huisarts komen achter elkaar drie meisjes op het spreekuur. Jessica heeft last van een onregelmatige en pijnlijke menstruatie. Amber gaat binnenkort op vakantie en wil haar menstruatie uitstellen. Linda wil geslachtsgemeenschap met haar vriend en wil niet zwanger worden. Voor wie zou de huisarts de anticonceptiepil voor kunnen schrijven?
A
Alleen voor Jessica
B
Voor Jessica en Linda.
C
Voor Amber en Linda.
D
Alleen voor Linda.
Slide 27 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel beschermt ook tegen soa's?
A
Condoom
B
De pil
C
Morning-after pil
D
Fun condoom
Slide 28 - Quiz
Bekijk de afbeelding en zet de juiste nummers bij de genoemde onderdelen.
vruchtvliezen
Foetus
vruchtwater
navelstrengaders
1
2
3
4
5
6
7
8
Slide 29 - Question de remorquage
Is onderstaande beweringen juist of onjuist?
Medicijnen die een zwangere vrouw inneemt, kunnen bij de foetus terechtkomen.
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quiz
Bij de geboorte van een kind kunnen de volgende 3 fasen onderscheiden worden (in willekeurige volgorde) nageboorte, ontsluiting, uitdrijving. Wat is de juiste volgorde?
A
nageboorte, uitdrijving, ontsluiting
B
uitdrijving, ontsluiting, nageboorte
C
ontsluiting, nageboorte, uitdrijving
D
ontsluiting, uitdrijving, nageboorte
Slide 31 - Quiz
Tijdens de _____________ wordt de baby geboren.
De _______________trekt hevig samen, waardoor de baby naar buiten wordt geduwd.