1 vwo - chapitre 5 - bron C

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

PROGRAMME
  • Phrases-clés
  • Overhoren voca A en B
  • Uitleg bron C: het bijvoeglijk naamwoord
  • Au travail
Werkboek B vanaf nu!

Slide 2 - Diapositive

Waar gaat hoofdstuk 5 over?

Slide 3 - Carte mentale

C'est qui Claire Bouanich?
(dat is een actrice)

Slide 4 - Question ouverte

Tu trouves qu'elle est belle?
(Ja, zij is erg mooi)

Slide 5 - Question ouverte

L'Arc de Triomphe, qu'est-ce que c'est?
(Dat is een monument)

Slide 6 - Question ouverte

Vocabulaire A en B
Overhoring

Slide 7 - Diapositive

Wat betekent

la robe

A
de rok
B
het haar
C
de stropdas
D
de jurk

Slide 8 - Quiz

Wat betekent

le vêtement

A
de rok
B
het kledingstuk
C
de stropdas
D
het pak

Slide 9 - Quiz

Wat betekent

la cravate

A
de rok
B
het kledingstuk
C
de stropdas
D
het pak

Slide 10 - Quiz

Wat betekent

les cheveux bouclés

A
steil haar
B
krullend haar
C
roodharig/rossig
D
het pak

Slide 11 - Quiz

Wat betekent

la capitale

A
nu
B
lach!
C
de hoofdstad
D
de pet

Slide 12 - Quiz

Wat betekent

maintenant

A
nu
B
lach!
C
de hoofdstad
D
de pet

Slide 13 - Quiz

Wat betekent

souris!

A
nu
B
lach!
C
de hoofdstad
D
de pet

Slide 14 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord
Uitleg

Slide 15 - Diapositive

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Slide 16 - Question ouverte

Par exemple..
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Par exemple
Lucas est petit.
Sophie est petite.

Lucas et Max sont petits.
Sophie et Sara sont petites.

Slide 19 - Diapositive

DONC ..
mannelijk enkelvoud = -
mannelijk meervoud = +s

vrouwelijk enkelvoud = +e
vrouwelijk meervoud = +es

Slide 20 - Diapositive

Een bijvoeglijk naamwoord dat bij een vrouwelijk enkelvoudig woord hoort krijgt een extra ...
A
e
B
s
C
es
D
niks

Slide 21 - Quiz

Vrouwelijk meervoud krijgt een extra ..
A
e
B
s
C
es
D
niks

Slide 22 - Quiz

Mannelijk enkelvoud krijgt ..
A
e
B
s
C
es
D
niks

Slide 23 - Quiz

Mannelijk meervoud krijgt ..
A
e
B
s
C
es
D
niks

Slide 24 - Quiz

Let op!
Un pantalon rouge.           -->           Une robe rouge.

Un garçon français.          -->           Deux garçons français.
  • Geen extra -e, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -e.
  • Geen extra -s, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -s.

Slide 25 - Diapositive

Uitzonderingen
m. ev.
m. mv.
v. ev.
v. mv.
beau
beaux
belle
belles
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
vieux
vieux
vieille
vieilles

Slide 26 - Diapositive

Kies de juiste vorm:
La série est ___.
A
intéressant
B
intéressante

Slide 27 - Quiz

Kies de juiste vorm:

Elle porte une jupe ____ .
A
noir
B
noire

Slide 28 - Quiz

Kies de juiste vorm:
C'est une ___ actrice.
A
grand
B
grande

Slide 29 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Elle a deux chats ___ .
A
noirs
B
noir

Slide 30 - Quiz

Kies de juiste vorm:

La ceinture est ____
A
bleu
B
bleue

Slide 31 - Quiz

Kies de juiste vorm:

La fille est ____
A
hollandais
B
hollandaise

Slide 32 - Quiz

Kies de juiste vorm:

Sophie et Lisa sont ____
A
français
B
française
C
françaises

Slide 33 - Quiz

Kies de juiste vorm:

Elle porte une robe ____
A
rouge
B
rougee
C
rouges

Slide 34 - Quiz

AU TRAVAIL
Maken:
Bron C opdracht 13, 14, 15 page 13-15

Slide 35 - Diapositive