verledentijd zwakke werkwoorden

Stap 1: Ga naar www.lessonup.app

Stap 2: Log in met OFFICE 365 

Stap 3: Je klikt op 'Ja, ik wil deelnemen aan de les'


                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Stap 1: Ga naar www.lessonup.app

Stap 2: Log in met OFFICE 365 

Stap 3: Je klikt op 'Ja, ik wil deelnemen aan de les'


                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat is de verleden tijd?

Slide 3 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
werd
kookt
gaf
leert

Slide 4 - Question de remorquage

Wat zijn zwakke werkwoorden?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een zwak werkwoord?
A
Slapen
B
Zetten
C
Durven
D
Schieten

Slide 6 - Quiz

fietsen
worden
koken
hebben
schrijven
lachen
dansen
sterk werkwoord
zwak werkwoord

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wij ... gisteren voor mijn ouders.
Vul de verleden tijd in van koken

Slide 14 - Question ouverte

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

u ... (durven)


Slide 15 - Question ouverte

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

jullie ... (lachen)


Slide 16 - Question ouverte

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

het meisje ... (missen)


Slide 17 - Question ouverte

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

het toetje ... (smaken)


Slide 18 - Question ouverte

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

ik ... (pakken)


Slide 19 - Question ouverte

Hij ................... vorige week naar Emmen
(verhuizen vt)
A
verhuiste
B
verhuisde
C
verhuizte
D
verhuizde

Slide 20 - Quiz

Zij ......... tegen haar buurvrouw
(praten vt)
A
praatte
B
prate
C
praate
D
praat

Slide 21 - Quiz

De man ............. niet lang.
(leven vt)
A
leefte
B
leevde
C
leevte
D
leefde

Slide 22 - Quiz

Het meisje ............ het beter te doen.
(beloven vt)
A
beloof
B
belooft
C
beloofde
D
beloovde

Slide 23 - Quiz

Werkwoorden met 
-de / -den
in de verleden tijd
Werkwoorden met
-te / -ten
in de verleden tijd
maken
leren
lachen
slagen
studeren
beleven
kletsen

Slide 24 - Question de remorquage

Ik snap hoe ik de zwakke werkwoorden in de verleden tijd schrijf
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

Mevrouw, u moet mij nog met het volgende helpen.....

Slide 26 - Carte mentale

4.8 spelling (hoofdstuk 4)


Opdracht 2, 4 en 6 maken 

timer
15:00

Slide 27 - Diapositive