1. Beginrijm of alliteratie ( stafrijm / Germaans rijm ) : hierbij rijmen alleen de beginletters van de woorden op dezelfde versregels. Beginrijm begint altijd met medeklinkers.
Voorbeeld: De koopman zit op zijn kantoor. Liesje leerde lotje lopen.
2. Eindrijm: we spreken van eindrijm als de beklemtoonde lettergrepen plus de daarop volgende klanken gelijk zijn. Bij het eindrijm onderscheiden we:
a. Mannelijk rijm of staand rijm: na de beklemtoonde lettergreep volgt er geen ander lettergreep meer.
Voorbeeld: gaan – staan / man – kan / vergaan – baan.
b. Vrouwelijk rijm of slepend rijm: na de beklemtoonde lettergreep volgt er een onbeklemtoonde lettergreep.
Voorbeeld: lo/pen – ko/pen / moe/der – broe/der.
c. Glijdend rijm: na de beklemtoonde lettergreep volgen er twee onbeklemtoonde lettergrepen.
Voorbeeld: kin/de/ren – hin/de/ren / wandelen – handelen