Hoofdstuk 3 Water

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 3

faseovergangen

Het kookpunt is een stofeigenschap.

1. Waar
2. Niet waar

Spiritus heeft een kookpunt

1. juist
2. onjuist
3. dat kun je niet weten

Het smeltpunt is hetzelfde als het kookpunt

1. waar
2. niet waar

Aluminium heeft een smeltpunt van 660 °C en een kookpunt van 2467 °C. Welke fase heeft aluminium bij 1000 °C?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas

Kookpunt is..?

1. Niet belangrijke stofeigenschap
2. Stolpunt
3. 0 graden celsius
4. Belangrijke stofeigenschap

Marieke brengt een vloeistof aan de kook. Ze hangt in de vloeistof een sensor. Op het computerscherm ziet ze het kookpunt van de vloeistof. Welke stof gebruikt Marieke?

1. aceton
2. alcohol
3. glycerol
4. paraffineolie

Warm water heeft een ... dichtheid dan koud water

1. grotere
2. kleinere

Als je water kookt, komt water in de

1. vaste toestand
2. vloeibare toestand
3. gasvormige toestand

Kookpunt van water is..?

1. 0 graden Celsius
2. 50 graden Celsius
3. - 100 graden Celsius
4. 100 graden Celsius

Water stolt bij ..?

1. 100 graden
2. 0 graden
3. 10 graden
4. -10 graden

Zout water heeft ...

1. een hogere dichtheid dan zoet water
2. een lagere dichtheid dan zoet water
3. dezelfde dichtheid als zoet water

Mist is een vorm van water.
In welke fase is het water in de mist?

1. gasvormige fase
2. vaste fase
3. vloeibare fase

Een blokje met een grotere dichtheid dan water gaat ......... in water.

1. drijven
2. zweven
3. zinken

Een glaasje water.
Welke fase is dit van water?

1. Vloeibaar
2. Gas
3. Vast

12. stollen en bevriezen

1. zijn beide de faseovergang van vloeibaar naar vast.
2. zijn beide de faseovergang van vloeibaar naar gas.
3. zijn beide de faseovergang van gas naar vast.
4. Een bevroren stol kun je niet eten.

De dichtheid van ijs is ....
dan de dichtheid van water





















































































































De dichtheid van ijs is ....... dan de dichtheid van water.

1. GROTER
2. KLEINER

Welke faseovergang zie je in het plaatje? (op de bril)

1. Verdampen
2. Condenseren
3. Sublimeren
4. Koken

Mist is een vorm van water.
In welke fase is het water in de mist?

1. gasvormige fase
2. vaste fase
3. vloeibare fase

Hoe heet de faseovergang van vloeibaar naar gas

1. sublimeren
2. smelten
3. verdampen
4. condenseren

Water stolt bij ..?

1. 100 graden
2. 0 graden
3. 10 graden
4. -10 graden

Als het sneeuwt, is het water in de:

1. vaste toestand
2. Vloeibare toestand
3. gasvormige toestand

Met welke faseovergang heb je te maken als je natte kleren laat drogen aan de waslijn

1. Smelten
2. Verdampen
3. Bevriezen
4. Condenseren

In de afbeelding zie je een flesje bier dat te lang in de diepvries heeft gelegen.
Welke faseovergang heeft het bier gekregen in de diepvries?

1. smelten
2. condenseren
3. verdampen
4. stollen

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Kookpunt van water is..?

1. 0 graden Celsius
2. 50 graden Celsius
3. - 100 graden Celsius
4. 100 graden Celsius

Hoe heet de faseovergang van de vaste- naar de vloeibare fase

1. smelten
2. verdampen
3. stollen

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren