Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Huiswerkcontrole
basisstof 5; 1 t/m 3 en 5 t/m 10
We gaan nu een deel bespreken
Slide 1 - Diapositive
Bekijk de pollenkalender op pag. 41 In welke maand is de kans op hooikoorts door Raaigras het grootst?
A
april
B
mei
C
juli
D
augustus
Slide 2 - Quiz
Leg uit dat je ademhalingsspieren sterker worden door sporten, zingen en het bespelen van een blaasinstrument.
A
Je longen groeien dan
en dus worden je
ademhalingsspieren sterker
B
Je moet dan heel vaak maar een beetje lucht in- en uitademen. Dat versterkt je ademhalingsspieren.
C
Je traint je ademhalingsspieren doordat ze dan meer kracht moeten leveren omdat je dieper ademhaalt.
Slide 3 - Quiz
In de rook van een sigaret komen kleine teerdruppeltjes voor. Teer kan niet door de wand van de longblaasjes heen en blijft in de longblaasjes achter. 5a) Leg uit welke invloed dit heeft op de gaswisseling.
A
De gaswisseling gaat beter;
omdat je dan dieper gaat ademhalen.
B
De gaswisseling gaat beter; omdat zuurstof zich ophoopt en in grotere concentraties dan in het bloed komt
C
De gaswisseling gaat slechter;
stikstof kan nu niet worden opgenomen.
D
De gaswisseling gaat slechter; zuurstof en CO2 gaan moeilijker door de wand van de longblaasjes.
Slide 4 - Quiz
In lokaal 142 zijn de ramen vaak dicht. Senna voelt zich regelmatig suf en kan zich minder goed concentreren wanneer ze het zevende uur biologieles heeft in dit lokaal. 6a) Welke conclusie kun je hieruit trekken?
A
In de loop van de dag is de hoeveelheid zuurstof gedaald en koolstofdioxide toegenomen.
B
In de loop van de dag is de hoeveelheid koolstofdioxide gedaald en zuurstof toegenomen.
Slide 5 - Quiz
Een patiënt met COPD is vaak benauwd, moet veel hoesten en is kortademig. Een patiënt met COPD is hierdoor vaak moe, omdat een patiënt met COPD minder _ _ _ _ _ _ opneemt dan een gezond persoon en kan daardoor minder energie vrijmaken bij de verbranding. Welk woord moet er op de streepjes staan?
Slide 6 - Question ouverte
Ademhaling bij dieren Basisstof 6
Je kunt beschrijven hoe gaswisseling plaatsvindt bij verschillende diergroepen,
zoals ééncelligen, insecten, vissen en vogels
Slide 7 - Diapositive
Ééncellige organismen hebben geen speciale ademhalingsorganen. Ademhaling vindt plaats via het celmembraan.
Meercellige organismen hebben ademhalingsorganen nodig voor hun gaswisseling.
Slide 8 - Diapositive
Insecten hebben tracheeën.
sterk vertakte buisjes
openingen heten stigma's
vertakkingen --> oppervlaktevergroting!
Slide 9 - Diapositive
Vissen hebben kieuwen.
kieuwen liggen in de kieuwholten
kieuwholten zijn bedekt door kieuwdeksels
elke kieuw bestaat uit een kieuwboog, met daarop kieuwplaatjes en daarop weer kieuwlamellen --> oppervlaktevergroting!
tegenstroomprincipe: uitwisseling van stoffen gaat vanzelf
Slide 10 - Diapositive
Vogels hebben longen.
bovenkant snavel 2 neusopeningen
kleine longen zonder longblaasjes
aan de longen zitten luchtzakken
bij inademing worden luchtzakken groter
bij uitademing stroomt lucht uit de luchtzakken naar buiten en langs de longen
tegenstroomprincipe !
Slide 11 - Diapositive
Lees deze tekst
Slide 12 - Diapositive
Twee leerlingen bespreken met elkaar het voordeel van deze bouw van de longen voor de ademhaling van een dolfijn, vergeleken met die van een mens.
Nadia zegt: “Door deze bouw kan het bloed van een dolfijn sneller koolstofdioxide afgeven in de longen.” Carry zegt: “Door deze bouw kan een dolfijn naar verhouding meer lucht inademen.”
Heeft Nadia gelijk? En heeft Carry gelijk?
A
Geen van beide heeft gelijk
B
Alleen Nadia heeft gelijk
C
Alleen Carry heeft gelijk
D
Zowel Nadia als Carry heeft gelijk
Slide 13 - Quiz
Muggen leggen hun eitjes in het water, waarin zich ook de larven ontwikkelen. De larven hebben aan hun achtereinde een adembuis die in verbinding staat met hun ademhalingsorganen. Bekijk afb. 10 pag. 50 van je boek !
Op welke manier nemen de muggenlarven zuurstof op?
A
met kieuwen uit de lucht
B
met kieuwen uit het water
C
met tracheeën uit de lucht
D
met tracheeën uit de water
Slide 14 - Quiz
Bij vissen zijn bewegingen nodig om te kunnen ademhalen.
Zet de gebeurtenissen bij de ademhaling van een vis in de juiste volgorde.
Gebruik alleen de getallen!
Slide 15 - Diapositive
Bij vissen zijn bewegingen nodig om te kunnen ademhalen. Zet de gebeurtenissen bij de ademhaling van een vis in de juiste volgorde. Gebruik alleen de getallen! Noteer als 1-2-3-4 enz zonder spaties!
Slide 16 - Question ouverte
1. De vis neemt water op in de bek.
4. de kieuwdeksels zijn gesloten.
5. De vis beweegt de mondbodem omhoog.
3. De kieuwdeksel gaan open.
8. Het water stroomt langs de kieuwen het lichaam uit.