H1F Ww-spelling H2 pvvt 22-23

timer
10:00
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Ik kan/weet: 
  • de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen. 

  • de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen. 

Slide 3 - Diapositive

Hoe vind je de pv in een zin?
Schrijf in je schrift de 3 manieren waarop je de pv kan vinden. 
timer
2:00

Slide 4 - Diapositive

Socrative (antwoorden)
Noteer van de werkwoorden de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
  1. Jij (lachen) lacht irritant.
  2. Deze wedstrijd (vervelen) verveelt mij ontzettend.
  3. (Worden) Word jij nu al weer boos?
  4. Wat (vinden) vindt je leraar van je werk?
  5. Hij (erven) erft een oude Renault.
  6. Het vliegtuig (landen) landt op Schiphol.
  7. Mijn zusje (geloven) gelooft niet meer in Sinterklaas.
  8. De kachel (branden) brandt eindelijk goed.
  9. Ik wil niet dat mijn vader me (overhoren) overhoort.

Slide 5 - Diapositive

Noteer van de werkwoorden de juiste persoonsvorm in de verleden tijd.

10. De storm (verwoesten) verwoestte gisteren ons tuinhuisje.
11. De meisjes (staren) staarden me al een tijdje aan.
12. Hij (verbazen) verbaasde zich er niet over.

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd
zwakke werkwoorden

Slide 7 - Diapositive

Persoonsvorm in de verleden tijd: 
zwakke werkwoorden 
Zwakke werkwoorden zijn te zwak om te veranderen van klank in de verleden tijd. 
Voorbeeld: ik fiets - ik fietste 

Sterke werkwoorden veranderen in de vt wel van klank.
Voorbeeld: vind - vond 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Zwakke werkwoorden Enkelvoud 



Meervoud

ik-vorm + de of te ik/jij/hij/zij/het gooide 
ik/jij/hij/zij/het stopte

ik-vorm + den of ten wij/jullie/zij stopten
wij/jullie/zij gooiden

Slide 10 - Diapositive

Hoe bepaal je nou of je de(n) of te(n) schrijft?
Stap 1: Je kijkt naar het hele werkwoord. 

Stap 2: Je haalt -en af van het hele werkwoord. Je houdt de stam over. 

Stap 3: Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit het 'T Sexy Fokschaap --> dan schrijf je -te(n)
Anders schrijf je -de(n). 

Slide 11 - Diapositive

Bedenk een voorbeeld
Schrijf in je schrift twee eigen voorbeelden van een pvvt zwakke ww. (dus 2 werkwoorden, je kiest zelf ev of mv)

pvvt -te(n)

pvvt -de(n)
timer
2:00

Slide 12 - Diapositive

Opdracht 
blz. 66: maken opdr. 2

Ben je hiermee klaar? Dan ga je verder met 
opdracht 3.

We kijken opdr. 1 en 2 straks samen na.
Heb je vragen? Steek je hand omhoog en ik kom eraan.
timer
8:00

Slide 13 - Diapositive

Planning deze week
do 15-09: mediatheekles 

vr 16-09: 
Huiswerk: lezen theorie H3 spelling blz. 94 + 96 
maken opdr. 1 blz. 96/97




Slide 14 - Diapositive

Mijn moeder ______ (horen) niets.
(pvvt)

A
hoorde
B
hoort
C
hoor
D
hoorden

Slide 15 - Quiz

Het succes van deze gadget ______ (verbazen) mij. (pvvt)
A
verbaasde
B
verbaasten
C
verbaaste
D
verbaazden

Slide 16 - Quiz

Annie ______ (verstuiken) haar enkel.
(pvvt)
A
verstuikte
B
verstuikde
C
verstuikt
D
verstuikten

Slide 17 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Welk woord in de zin is de persoonsvorm?
Ik fiets op mijn fiets naar school.
A
fiets (1e woordje)
B
fiets (2e woordje)
C
Ik
D
school

Slide 19 - Quiz