steunles nask2 hfst 3 en 4

• Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

steunles nask2 hfst 3 en 4

Lees tekstboek pag 39

Bij het zuiveren van drinkwater wordt het water belucht.
Wat verwijder je door het water te beluchten?

1. calcium-ionen
2. ijzer
3. ijzer-ionen
4. magnesium-ionen

bij welke zuiveringsmethode gebruik je actieve kool?

1. condensatie
2. extractie
3. verdamping
4. absorptie

Welke stof zit in actieve kool?

1. zwavel
2. fosfor
3. koolstof

Actieve kool

Lees blz 41 bovenaan

Blokschema productieproces

Wat geven de blokken in een productieproces aan

1. beginstoffen
2. processen
3. stofstromen
4. reactieproducten

Wat geven de pijlen aan in een productieproces?

1. beginstoffen
2. processen
3. stofstromen
4. reactieproducten

lezen bldz 44 Reactiesnelheid

Reactiesnelheid

Roesten van ijzer                                   Explosie 

................. reactiesnelheid               ..................... reactiesnelheid

5 factoren die de snelheid van een chemische reactie bepalen

1. De soort stoffen die een reactie aangaan

2. De verdelingsgraad; hoe fijner de stof verdeeld is, hoe sneller de reactiesnelheid.

3. De concentratie; Hoe hoger de concentratie, hoe hoger de reactiesnelheid

4. De temperatuur; Hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de reactiesnelheid

5. Een katalysator; als er een katalysator aanwezig is, is de reactiesnelheid hoger.

De reactiesnelheid is lager bij

1. hogere temperatuur
2. kleinere verdelingsgraad
3. grotere concentratie
4. grotere verdelingsgraad

De reactiesnelheid is hoger bij

1. Hoge temperatuur
2. Lage temperatuur

Welke bewering is juist?

1. Een katalysator werkt bij elke reactie
2. Een katalysator kun je steeds opnieuw gebruiken
3. Van katalysatoren moet je altijd veel gebruiken
4. Een katalysator vertraagd de reactie

Je gebruikt een katalysator. Wat gebeurt er met de reactie snelheid?

1. Blijft hetzelfde
2. De reactie zal sneller verlopen
3. De reactie zal trager verlopen

Lezen bldz 55 bovenaan

en de tekst tussen de twee plaatjes

Molecuulmodel

Molecuulmodel

Volgens het molecuulmodel:

• zijn stoffen opgebouwd uit moleculen
• heeft iedere stof zijn eigen soort moleculen
• zijn alle moleculen van een stof gelijk
• zijn moleculen steeds in beweging

Dit is een molecuulmodel
van een:

1. Vaste stof
2. Vloeistof
3. Water
4. Gas

Stoffen komen in drie toestanden voor
namelijk :

1. vast,vloeibaar,gas
2. verdampen, condenseren, rijpen
3. vast, condenseren, rijpen
4. geen van bovengenoemde

lezen bldz 61 bovenaan

atoombouw

Atoombouw

Deeltje	Lading	Massa	Plaats
Proton (p)	+1	1 u	Kern
Neutron (n)	0	1 u	Kern
Elektron (e - )	-1	0 u	Schil

Atoombouw

Pak je binas

Wat is het atoomnummer van deze stof?

1. 2 (Helium)
2. 4 (Beryllium)
3. 6 (Koolstof)
4. 8 (Zuurstof)

Wat is het atoomnummer van Calcium

1. 19
2. 20
3. 39
4. 40

Wat is het atoomnummer?

1. Aantal elektronen
2. Aantal protonen
3. Aantal neutronen

Wat is het atoomnummer van dit atoom?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

straling, lees bldz 63 onderaan

Welke straling kan gebruikt worden bij uitwendige bestraling van de nieren

1. alfa
2. beta
3. gamma

Welke straling bestaat uit helium(kernen)

1. beta
2. gamma
3. alfa

Van welke straling is de dracht het verst?

1. Gamma
2. Alfa
3. Beta