Les 02-03 2HA
1 / 18
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Vertaal:
Ik ben niet in vorm
Ik ben niet in vorm
Slide 4 - Question ouverte
Vertaal:
Fatigué(e)
Fatigué(e)
Slide 5 - Question ouverte
Vertaal:
Ga je naar de arts?
Ga je naar de arts?
Slide 6 - Question ouverte
Vertaal:
La gorge
La gorge
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
Vertaal:
Ik heb nog niet gegeten
Ik heb nog niet gegeten
Slide 9 - Question ouverte
Vertaal:
Hij is nooit ziek
Hij is nooit ziek
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Vertaal: Ik heb pijn aan mijn buik
Slide 12 - Question ouverte
Vertaal: Ik heb pijn aan mijn handen
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Vertaal:
Waar woon je?
Waar woon je?
Slide 15 - Question ouverte
Zet de volgende vraag zin in twee andere vormen (gebruik est-ce que en inversie)
Tu es malade?
Tu es malade?
Slide 16 - Question ouverte
Na vandaag zijn we klaar met het hoofdstuk. Wat zou je nog extra willen oefenen? Benoem minstens 1 ding.
