Voegwoorden groep 7

Dutch: Tuesday 08 October
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Dutch: Tuesday 08 October

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel: 
Ik kan de voegwoorden en, dus, of, maar, want, omdat gebruiken om zinnen aan elkaar te verbinden.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voegwoord?

Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

welk woord is geen voegwoord?
A
maar
B
want
C
en
D
denken

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul het goede voegwoord in.
Ik drink geen koffie, .... wel thee.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik drink geen koffie, .... daar krijg ik maagpijn van.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wil jij koffie ... chocolademelk?
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik drink geen koffie ... ook geen chocolademelk.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik drink geen koffie, .... ik daar maagpijn van krijg.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul het goede voegwoord in.
Jean ... Peter gaan naar school.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De school is dicht, ... het is een vrije dag.

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zullen we gaan zwemmen ... zullen we gaan voetballen?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het water van de vijver is bevroren, ... het is vannacht erg koud geweest
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het water is bevroren, ... kunnen we gaan schaatsen.
A
en
B
maar
C
want
D
dus

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik vind het leuk om te schaatsen, ... mijn zusje vinden het veel te koud.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik doe mijn muts op, ... ik koude oren heb.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Jan drinkt koffie. Peter drinkt thee.

Slide 17 - Question ouverte

Jan drinkt koffie en Peter drinkt thee.
Maak van 2 zinnen 1 zin. (Gebruik 'want')
Ik ga niet zwemmen. Ik ben verkouden.

Slide 18 - Question ouverte

Ik ga niet zwemmen, want ik ben verkouden.
Maak van 2 zinnen 1 zin.
Ik kom wel. Ik kan niet lang blijven.

Slide 19 - Question ouverte

Ik kom wel, maar ik kan niet lang blijven.
Maak van 2 zinnen 1 zin. Gebruik 'omdat'
Ik moet weg. Het is al laat.

Slide 20 - Question ouverte

Ik moet weg, want het is al laat.
Ik moet weg, omdat het al laat is.
Voegwoord
Een voegwoord maakt dus van 2 losse zinnen 1 zin. Vaak staat er een komma in de zin, maar dit is niet altijd het geval.
Maar, en, of en want zijn de meest voorkomende voegwoorden.
Welke kennen we nog meer?
dus, omdat, doordat enz

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Twee soorten voegwoorden
1. En, maar, want, dus, of==> subject en werkwoord staan bij mekaar
De jongen rent hard en de man rent langzaam
Zij loopt in het donker, maar zij is niet bang
Hij bibberde, want hij had het koud.
2.Alle andere voegwoorden==> het werkwoord gaat naar het einde van de zin.
De meisjes waren erg bang, toen zij in het donkere bos liepen
We gaan mee, als jullie het goed vinden.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions