formatieve toets H2 Stoffen

Wat is een materiaal?
A
Een tafel
B
Water
C
Een stof waarvan je iets kan maken
D
Iets dat dat gemaakt is
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat is een materiaal?
A
Een tafel
B
Water
C
Een stof waarvan je iets kan maken
D
Iets dat dat gemaakt is

Slide 1 - Quiz

Welke verandering heeft plaats gevonden als een stof van vast naar vloeistof gaat?
A
Stofverandering
B
Toestandsverandering
C
Verbranden
D
Bevriezen

Slide 2 - Quiz

Wat is geen stofeigenschap?
A
Kleur
B
smaak
C
geur
D
Massa

Slide 3 - Quiz

Schone lucht is een ......
A
Mengsel
B
Zuivere stof

Slide 4 - Quiz

Keukenzout is een
A
Mengsel
B
Zuivere stof

Slide 5 - Quiz

Zeewater is een
A
Mengsel
B
Zuivere stof

Slide 6 - Quiz

Als je twee zuivere stoffen mengt dan krijg je een
A
Mengsel
B
Zuivere stof

Slide 7 - Quiz

Een oplossing is altijd
A
Wit
B
Troebel
C
Helder
D
Kleurloos

Slide 8 - Quiz

Als je een troebel mengsel hebt dan is het een
A
Een oplossing
B
Een suspensie
C
Geen van beide

Slide 9 - Quiz

Wat voor soort mengsel krijg je als je sinaasappelsap te lang laat staan
A
Een suspensie
B
Een oplossing

Slide 10 - Quiz

Een suspensie is een
A
Mengsel van twee vloeistoffen
B
Mengsel van twee vaste stoffen
C
Mengsel van een vloeistof en een vaste stof
D
Een zuivere stof

Slide 11 - Quiz

De eenheid van massa kan zijn...
A
Liter
B
Centimeter
C
Gram

Slide 12 - Quiz

Wat heeft meer massa (in normale toestand)?
1m3verenof1m3lood
A
De veren hebben de grootste massa.
B
Het lood heeft de grootste massa.
C
Beiden hebben een even grote massa.
D
Weet ik niet.

Slide 13 - Quiz

Massa bepaal je met een
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder

Slide 14 - Quiz

Welk symbool hoort bij massa ?
A
M
B
N
C
m
D
G

Slide 15 - Quiz

Welke eenheid hoort bij volume?
A
Uur
B
Liter
C
Kelvin
D
Seconde

Slide 16 - Quiz

Het symbool van volume is
A
V
B
L
C
v
D
dm3

Slide 17 - Quiz

Gaan we nu kijken naar het volume.
Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte

Slide 18 - Quiz

De formule voor volume is...
A
l x b x h
B
m/v
C
p x v

Slide 19 - Quiz

beginstand: 15 mL
eindstand: 24 mL
Volume?
A
9 ml3
B
9 dl3
C
9 cm3
D
9 dm3

Slide 20 - Quiz

De eenheid van dichtheid is...
A
g/cm3
B
cm3/g

Slide 21 - Quiz

Als je het de massa deelt door het volume dan bereken je...
A
het gewicht
B
de inhoud
C
de dichtheid
D
de zwaarte

Slide 22 - Quiz

De dichtheid van water is 1,0 kg/dm3. Wat kan NIET kloppen?
A
dichtheid benzine is 0,72 kg/dm3
B
dichtheid steen is 0,95 kg/dm3
C
dichtheid beton is 2,3 kg/dm3
D
dichtheid goud is 19,3 kg/dm3

Slide 23 - Quiz


De blokken zijn gemaakt van hetzelfde materiaal.
Wat kun je zeggen over de dichtheid?

A
Blok 1 heeft de grootste dichtheid
B
Blok 2 heeft de grootste dichtheid
C
De dichtheid van beide blokken is gelijk
D
Je kunt niet weten welk blok de grootste dichtheid heeft

Slide 24 - Quiz