3.2 Meervoud en aanwijzende voornaamwoorden

Welcome!!
Pak je schrift en een pen!
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welcome!!
Pak je schrift en een pen!

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
- aan het einde van deze les kan ik verschillende woorden in meervoud zetten in het Engels
- aan het einde van de les ken ik de aanwijzende voornaamwoorden

Slide 2 - Diapositive

Meervouden: -s
Meestal als je een woord in meervoud wil zeggen, plak je een -s aan het einde van het woord.


Slide 3 - Diapositive

one jacket
two jackets

          One jacket 

Slide 4 - Diapositive

one star
    two stars   

          One star 

Slide 5 - Diapositive

one cat
       two cats

          One cat

Slide 6 - Diapositive

Let op!
 scarf                                                 lady
 scarves                                           ladies                     



child                                                        tooth
children                                                 teeth

Slide 7 - Diapositive

Meestal gewoon -s
Star       ->  Stars
Jacket   ->  Jackets
Cat         ->  Cats
-f wordt -ves
Leaf      ->  Leaves
Scarf    ->  Scarves
Wolf     ->  Wolves
-y wordt -ies
Lady      ->  Ladies
Baby     ->  Babies
Puppy  ->  Puppies
Uitzonderingen:
Child     ->  Children
Tooth    ->  Teeth
Foot      ->  Feet

Slide 8 - Diapositive

One table, two ....
(Vul het woord in meervoud in)

Slide 9 - Question ouverte

One student, two ....
(Vul het woord in meervoud in)

Slide 10 - Question ouverte

One wolf, two ....
(Vul het woord in meervoud in)

Slide 11 - Question ouverte

One bunny, two ....
(Vul het woord in meervoud in)

Slide 12 - Question ouverte

One foot, two ....
(Vul het woord in meervoud in)

Slide 13 - Question ouverte

Ik snap de meervouden
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage

Om dit onderwerp beter te snappen wil ik graag:
A
Meer oefenen
B
Meer uitleg
C
Niks, ik snap het

Slide 15 - Quiz

Demonstrative pronouns

Slide 16 - Diapositive


Look, I bought ________ shoes today.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 17 - Quiz

Can you give me ________ bag? It's too far away.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 18 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord gebruik je bij één ding, dat dichtbij is?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 19 - Quiz

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in:
Can I try on ____ T-shirt over there?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 20 - Quiz


____ party is boring. Shall we go home?

A
This
B
These
C
That
D
Those

Slide 21 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord gebruik je bij meerdere dingen, die ver weg zijn?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 22 - Quiz

Who are .............. girls over there?

A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 23 - Quiz


Are ... your shoes outside?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 24 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord gebruik je bij meerdere dingen, die dichtbij zijn?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 25 - Quiz

Is ____ your brother over there, on the stairs?
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 26 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord gebruik je bij één ding, dat ver weg is?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 27 - Quiz


Yum! ____ chocolates are delicious!
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 28 - Quiz

Ik snap hoe ik de aanwijzende voornaamwoorden moet toepassen.
Ja
Een beetje
Nee

Slide 29 - Sondage

Ik weet nu wat de aanwijzende voornaamwoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage

Slide 31 - Diapositive