Discap Theater Intro

CKV THEATER
DISCAP THEATER 
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
ckvMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

CKV THEATER
DISCAP THEATER 

Slide 1 - Diapositive

Op woensdag 19 april bezoeken we theater The Globe in Diever

Het Jeugd Shakespeare theater Diever speelt daar.

Met klas T3 en HA 3 kijken we naar de voorstelling
van 19.15 - 22.30

Na de meivakantie bespreken we het stuk in de les

voorafgaand nemen we nu door wat theater inhoudt

Slide 2 - Diapositive

Maak kennis met deze discipline,
stijlen en begrippen

Wat weet je al over theater?

Deze les bestaat uit verschillende opdrachten. Aan de hand van de opdrachten kom je van alles te weten over het theater. Welke belangrijke theaterstijlen zijn er? En wat is kenmerkend aan deze discipline?

Slide 3 - Diapositive

THEATERSTIJLEN

  • Cabaret
  • Locatietheater
  • Bewegingstheater
  • Muziektheater
  • Teksttoneel

Slide 4 - Diapositive

CABARET

  • Humor
  • Alledaagse onderwerpen
  • Maatschappij-kritisch  (duidelijke moraal)
  • Vaak zelfspot (imago)

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

MUZIEKTHEATER
  • Muziek en theater komen samen
  • Muziek inzetten om een verhaal te vertellen

Musical = Lichte muziek is leidend
Opera = Klassieke muziek is leidend
Muziektheater = Muziek speelt een eigen rol

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

LOCATIETHEATER
  • Anders dan in theatergebouw of openluchttheater
  • Vaak buiten: strand, duinen, bos, industrieterrein, treinstation
  • Plek-afhankelijk
  • Locatie versterkt verhaal
  • Unieke ervaring

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

BEWEGINGSTHEATER
  • Verhaal vertellen door uitdrukkingskracht van lichaam
  • Fysieke beeldtaal
  • Fysieke mogelijkheden verkennen
  • Anders dan dans?


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

TEKSTTONEEL
  • Veel theater start vanuit een tekst
  • Tekst als belangrijkste component
  • Nieuwe of bestaande theatertekst

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

OPDRACHT

  • theater
  • de 5 w's
  • acteur
  • mimiek
  • regisseur
  • mise-en-scène
  • speelstijlen
  • de vierde wand
  • rekwisieten
  • decor
  • grime
Zoek in 5 minuten zoveel mogelijk informatie over onderstaande begrippen.

per tafel 2 krijg je begrippen
Noteer de informatie op papier.

Lees je bevindingen voor

Slide 15 - Diapositive

Welke theaterstijl spreekt jou het meeste aan?
A
teksttoneel
B
cabaret
C
muziektheater
D
locatietheater

Slide 16 - Quiz

Wanneer is theater (als discipline) ontstaan?
A
In het oude Griekenland
B
Na WOI
C
In de middeleeuwen
D
In de prehistorie

Slide 17 - Quiz

                            

                             Ontstaan rond 70 na Chr.
                                                              
                                                        Werd o.a. gespeeld in het Colloseum (Amfitheater) 


Griekse tragedie
Toneel

Slide 18 - Diapositive

Binnenkant Colloseum
70

Amsterdam arena
1970

Slide 19 - Diapositive

Wat doet een regisseur?
A
De regisseur is de baas van het theater.
B
De regisseur geeft het theaterstuk vorm.
C
De regisseur is de schrijver van het stuk.

Slide 20 - Quiz

De inhoud van een theaterstuk noemen we:
A
de mise-en-scene
B
het decor
C
de voorstelling
D
het toneelbeeld

Slide 21 - Quiz

Een acteur kan in zowel houding, als beweging en mimiek emotie laten zien.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Leg uit hoe een acteur zijn stem kan inzetten bij het overdragen van emoties.

Slide 23 - Question ouverte

Het stuk 'Medea' werd gespeeld in een
grote witte ruimte. De acteurs stonden
vaak op grote afstand van elkaar.
Hoe noem je de manier waarop de spelers
het toneelvlak gebruiken?
A
vierde wand
B
decor
C
mise-en-scene

Slide 24 - Quiz

Hoe noemen we het als toneelspel 'net echt' overkomt?
A
gestileerde speelstijl
B
naturalistische speelstijl
C
absurdistische speelstijl
D
(melo)dramatische speelstijl

Slide 25 - Quiz

Bij cabaret wordt 'de vierde wand' doorbroken.
Leg uit wat hiermee wordt bedoeld.

Slide 26 - Question ouverte

Onder 'theatervormgeving' vallen:
A
decor en kostuums
B
decor, kostuums en rekwisieten
C
decor, kostuums, rekwisieten en grime
D
decor, kostuums, rekwisieten, grime, licht en geluid

Slide 27 - Quiz

Kan theater de wereld veranderen? Leg uit.

Slide 28 - Question ouverte

Theater analyseren

Slide 29 - Diapositive

Shakespeare Theater Diever

De regisseur Jac Nieborg bewerkt de theaterstukken zodat deze eigentijds worden; hij voegt zaken die nu gebeuren toe.
Er wordt Nederlands gesproken, soms op de "gedragen" theatermanier, vaker gewoon als spreektaal.
Het decor en de kostuums zijn in een bijzondere stijl; Steampunk of juist weer sprookjesachtig

De Jeugdgroep stukken worden ook bewerkt 


Slide 30 - Diapositive

William Shakespeare
William Shakespeare (1564 - 1616)
  • Toneelschrijver
  • Romeo and Juliet
  • Veel invloed op de Engelse taal

Slide 31 - Diapositive

Over 2000 words were first written down by William Shakespeare

Slide 32 - Diapositive

Opdracht Shakespeare theater Diever

Voorstelling; noem de titel
1. vertel de kern van het verhaal, de locatie, de sfeer en de boodschap
2. leg uit hoe de titel, de locatie en de sfeer terugkomt in het stuk in 3 scenes
 
Lichaam; kies een acteur en leg de kern van de scene uit (3x)
                   vertel iets over deze onderdelen in deze bepaalde scene:
                   mimiek - houding - beweging - uitdrukking: van deze acteur

Stemgebruik; kies een acteur en leg de kern van de scene uit (3x)
                            vertel iets over deze onderdelen in deze bepaalde scene:
                            volume: hard, zacht;
                            tempo: snel, langzaam;
                            accenten;
                            intonatie; van deze acteur



Slide 33 - Diapositive


Mise-en-scène; leg uit hoe het toneel is ingericht
                               vertel van 3 scenes hoe de acteurs zich over het toneel bewegen
                                de richtingen

Speelstijl; kies een acteur en leg uit (3x)
                    wat is de speelstijl van deze acteur in elke scene:
                     gestileerd, nadrukkelijk geacteerd; 
                     naturalistisch, naar de werkelijkheid; 
                     hoe komt dit voor: aanwezigheid van ‘vierde wand’; 
                                                         erkenning van het publiek


Slide 34 - Diapositive


Theatervormgeving;
              Beschrijf hoe deze onderdelen op het toneel eruit ziet/klinkt in 3 scenes:
                                decor - licht - muziek - geluid
                                 scenografie: realistisch, abstract 
                                (hoe zien de spullen en mensen eruit)
 
Theatervormgeving;
                Beschrijf hoe deze onderdelen op het toneel eruit ziet in 3 scenes:
                                  kostuum - grime - rekwisieten
                                  scenografie: realistisch, abstract 
                                 (hoe zien de spullen en mensen eruit)


 


Slide 35 - Diapositive


Elke leerling behoudt zijn eigen toegewezen theaterkenmerk
                         zoals geoefend is in de les

1 les:
Noteer van je eigen kenmerk hoe dit is verwerkt in de voorstelling: 
overleg met de groep
 
Les daarna:
Bespreken we klassikaal de voorstelling:
elke groep presenteert het eigen onderdeel / theaterkenmerk en de 3 scenes


Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive