Paragraaf 5.1.09

4V H1 Wereldvoedselvraagstuk
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

4V H1 Wereldvoedselvraagstuk

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom de doelstelling van de millenniumdoelen op het gebied van armoede wel is gehaald, maar er toch evenveel mensen arm bleven.
  • Je kunt van elk van de duurzame ontwikkelingsdoelen uitleggen hoe ze bijdragen aan voedselzekerheid.
  • Je kunt zeven dingen noemen waardoor de FAO meewerkt aan het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen.
  • Je kunt vier problemen noemen waardoor het moeilijk is honger helemaal terug te dringen.
  • Je kunt beargumenteren waarom de bestrijding van armoede een duurzame oplossing is. 
  • Je kunt uitleggen waarom kwalitatieve honger moeilijker te bestrijden zal zijn dan kwantitatieve honger
  • Je weet welk vijf soorten internationale hulpverleners er zijn
  • Je kent drie soorten internationale hulp
  • Je kunt voorbeelden noemen van internationale hulpprogramma's die direct en indirect gericht zijn op voedselzekerheid en deze beoordelen op effectiviteit.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Opdrachten
Maak opdracht 3 en 6 uit paragraaf 1.9

Slide 16 - Diapositive

3 a Indicatoren maken de doelen concreet en meetbaar.
 b Door inflatie kun je met een dollar steeds minder kopen. Als de grens $ 1,25 was gebleven, zou de armoedegrens in feite steeds lager worden. Daardoor zou het lijken of mensen boven de armoedegrens uitkomen, terwijl ze nog steeds even arm zijn.

  – de kans op vluchtelingenstromen neemt af;
  – er komen meer exportmogelijkheden;
  – landen in de (semi)periferie kunnen bij een hogere welvaart meer bijdragen aan het verduurzamen van de economie.


Slide 17 - Diapositive

3c
 c De koopkracht alleen zegt niets over de toegang tot bijvoorbeeld voedsel, gezondheidszorg en onderwijs. Bovendien is de armoedegrens zeer kunstmatig. Je zou ook een grens van bijvoorbeeld $ 2,50 kunnen nemen, waardoor veel meer mensen onder de armoedegrens zouden zitten.
 

 c Voorbeelden van juiste redenen:
  – kleinere economische verschillen (en dus economische groei in de (semi)periferie) zorgen voor meer stabiliteit in de wereld;
  – de kans op conflicten neemt af;

Slide 18 - Diapositive

Opgave 3d
d Elk doel draagt op zijn beurt bij aan de doelen die boven aan de lijst staan. Bestrijding van honger gebeurt bijvoorbeeld ook door het onderwijs te verbeteren, klimaatverandering tegen te gaan en voor vrede en veiligheid te zorgen.

Slide 19 - Diapositive

Opgave 6ab
6 a De meeste landen in de (semi)periferie groeien economisch veel sneller dan de centrumlanden. De economische verschillen worden daardoor kleiner.
 b De bevolkingsgroei is vooral in de periferie veel hoger dan in centrumlanden. Het bbp per hoofd groeit in de periferie daardoor veel minder snel dan het bbp.

Slide 20 - Diapositive

Huiswerk
  • Noteer in je online schrift de nieuwgeleerde begrippen en hun betekenis
  • Noteer in je online schrift  een korte samenvatting met de belangrijkste punten van deze les.

Slide 21 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat de (eerste) groene revolutie is
  • Je kunt drie nadelige gevolgen noemen  van deze revolutie
  • Je kunt het verschil tussen gentechnologie en marker-assisted selection uitleggen
  • Je kunt drie andere manieren noemen om meer voedselproductie te creëren
  • Je kunt uitleggen dat gedragsverandering aan de vraag- én aanbodzijde belangrijk is
  • Je kunt uitleggen waarom gedragsverandering een belangrijke rol speelt in het vraagstuk rond voedselzekerheid.

Slide 22 - Diapositive

4

Slide 23 - Vidéo

00:24
Vraag
Schrijf op het whiteboard een omschrijving van de eerste groene revolutie op zoals deze in de video wordt uitgelegd:

Slide 24 - Diapositive

01:31
Lezen
Lees de eerste alinea van paragraaf 1.8 in je tekstboek en verbeter je definitie. Schrijf deze in je schrift!

Slide 25 - Diapositive

04:02
Vraag:
Welke problemen werden er genoemd?
Vul elkaar aan!

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat de (eerste) groene revolutie is
  • Je kunt drie nadelige gevolgen noemen  van deze revolutie
  • Je kunt het verschil tussen gentechnologie en marker-assisted selection uitleggen
  • Je kunt drie andere manieren noemen om meer voedselproductie te creëren
  • Je kunt uitleggen dat gedragsverandering aan de vraag- én aanbodzijde belangrijk is
  • Je kunt uitleggen waarom gedragsverandering een belangrijke rol speelt in het vraagstuk rond voedselzekerheid.

Slide 28 - Diapositive

01:31
Groene revolutie is:

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Opdrachten
Maak opdracht 1 en 2 van paragraaf 9
Maak opdracht 5 van paragraaf 1 

Slide 33 - Diapositive

1 a – Als landen bijvoorbeeld corrupt zijn, is de kans groot dat er hulpgeld verdwijnt, of dat de hulp niet goed uitgevoerd kan worden, omdat overheidsfunctionarissen steeds geld willen hebben.
  – Het is een drukmiddel om landen te stimuleren hun beleid te verbeteren.
 b A. Doordat er bij noodhulp sprake is van een noodsituatie, weegt het redden van levens zwaarder dan een goed beleid.
 c Voorbeelden van juiste redenen:
  – Particulieren hebben weinig met overheden te maken, omdat ze kleinschalige, rechtstreekse hulp bieden.
  – Particulieren hebben niet of nauwelijks invloed op het beleid van een land.
  – Particulieren geven soms juist hulp in landen met een slecht bestuur, omdat er anders geen hulp zou zijn voor de zwakkeren in die landen.
2 a Ngo’s zijn geen politieke organisaties, igo’s wel.
 b Overheden kunnen de meeste projecten niet zelf uitvoeren en moeten dus andere partijen inhuren. Ngo’s die gespecialiseerd zijn in ontwikkelingshulp en die met hun projecten aansluiten bij het overheidsbeleid, zijn geschikte partijen om indirect de doelen van dat beleid te halen.
 c Projecthulp: het gaat om een relatief kleinschalig en concreet project, dat gericht is op verbetering van de levensomstandigheden in een gebied.
 d Dankzij schoon drinkwater en toiletten neemt de kans op ziekten af. Hoe gezonder kinderen zijn, hoe kleiner de kans dat ze ondervoed raken. Ook verbeteren hierdoor hun schoolprestaties, zodat ze later meer kans hebben op werk en op voldoende voeding.

Slide 34 - Diapositive

6 a Voldoende toegang tot voedsel moet op een blijvende manier geregeld worden.
  Dat betekent dat de oplossingen structureel moeten zijn én geen nadelige gevolgen moeten hebben voor het milieu, zodat er ook in de verre toekomst nog genoeg voedsel geproduceerd kan worden.
 b Tal van oplossingen zijn mogelijk. Voorbeelden van juiste antwoorden:
  − economische groei stimuleren in de armste gebieden van de wereld;
  − de voedselproductiviteit verhogen in gebieden waar dat kan;
  − de voedselopslag in perifere landen verbeteren, enzovoort.


Slide 35 - Diapositive

Opdracht
  • Klas in 4 groepen:
  • Bereidt een pitch voor om een VN commissie van leeftijdsgenoten te overtuigen van jouw oplossing voor het wereldvoedselvraagstuk. 
  • De pitch mag ongeveer 3 minuten duren.
  • In het laatste kwartier pitchen we wat je hebt voorbereidt
  • Maak ook opdrachten 1 en 2
timer
12:00

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo