Toets Monniken en Ridders

MONNIKEN
EN RIDDERS
TOETS
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

MONNIKEN
EN RIDDERS
TOETS

Slide 1 - Diapositive

Hoe wordt het volk genoemd dat
het Romeinse Rijk binnenviel?
A
De Franken
B
De Friezen
C
De Lombarden
D
De Hunnen

Slide 2 - Quiz

Overal werd gevochten en iedereen was op de vlucht. Hoe noem je deze periode?
A
De Grote volksverhuizing
B
De Romeinse oorlog
C
De Hunnen vechten.
D
De omwenteling.

Slide 3 - Quiz

Er komen uiteindelijk 3 Germaanse stammen in ons land wonen.
Welke drie stammen zijn dat?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe heette de belangrijkste koning van het Frankische Rijk?
A
Pepijn de Korte
B
Clovis de Eerste
C
Karel de Grote
D
Lodewijk de Vrome

Slide 5 - Quiz

Karel de Grote kon een volk niet overwinnen. Welk volk was dat?
A
De Lombarden
B
De Moren
C
De Vikingen
D
De Vandalen

Slide 6 - Quiz

Karel de Grote vindt het belangrijk dat er eenheid in zijn rijk is. Noem 2 dingen die hier bij horen.

Slide 7 - Question ouverte

Weet jij een andere naam voor het tijdvak van de Monniken en de Ridders?
A
0 tot 500
B
250 tot 1000
C
500 tot 1000
D
1000 tot 1500

Slide 8 - Quiz

Weet jij één andere naam voor het tijdvak van de Monniken en de Ridders? Er zijn twee andere namen waar je uit kunt kiezen.

Slide 9 - Question ouverte

Welk geloof had Karel de Grote?
A
Moslim
B
Christen
C
meerdere goden
D
Hindostaans

Slide 10 - Quiz

Iedereen was overal op de vlucht omdat er overal strijd was. Deze periode noem je ook wel ....?
A
De eerste wereldoorlog
B
De migranten
C
De grote volksverhuizing
D
De vluchtelingen

Slide 11 - Quiz

Karel de Grote vond het belangrijk dat mensen kunnen lezen en schrijven.
Wie moesten daarom naar school?
A
alle jongens en meisjes
B
de monniken
C
alleen de jongens
D
alleen de meisjes

Slide 12 - Quiz

Karel de grote wilde graag eenheid in zijn land. Hij heeft veel gedaan maar één ding is niet gelukt. Wat is dat?
A
Overal de zelfde munten
B
Overal dezelfde maten
C
Overal dezelfde wetten

Slide 13 - Quiz

Welke land hebben de Vikingen (Noormannen) ontdekt?
A
Groenland en Amerika
B
Engeland en IJsland
C
Frankrijk en Duitsland
D
Zuid-Amerika

Slide 14 - Quiz

Waarom heeft een Vikingschip een drakenkop?
A
Omdat ze het mooi vinden.
B
Uit bijgeloof, dat jaagt de boze geesten weg.
C
Om mensen bang te maken.
D
Omdat het steviger is.

Slide 15 - Quiz

Welke Nederlandse stad werd vaak aangevallen door de Vikingen?
A
Noviomagus (Nijmegen)
B
Domstad (Utrecht)
C
Dorestad (Wijk bij Duurstede).

Slide 16 - Quiz

Van wie is deze uitspraak:
Ik deel mijn land in stukken en laat edelen elk een stuk besturen.
A
leenheer
B
leenman
C
horige

Slide 17 - Quiz

Van wie is deze uitspraak:
Ik moet een deel van mijn land aan mijn heer afstaan, maar hij biedt wel bescherming.
A
leenheer
B
leenman
C
horige

Slide 18 - Quiz

Van wie is deze uitspraak:
Ik spreek recht las er ruzie is tussen de boeren en vetel mijn leenheer wat er is gebeurd.
A
leenheer
B
leenman
C
horige

Slide 19 - Quiz

WAAR OF NIET WAAR?

Karel de Grote kan goed lezen en schrijven?
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 20 - Quiz

WAAR OF NIET WAAR?
Vikingen gingen plunderen omdat alleen de oudste zoon land kon erven.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 21 - Quiz

WAAR OF NIET WAAR?
Vikingen geloofden dat ze na hun dood in het Walhalla beloond zouden worden voor hun heldendaden.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 22 - Quiz

WAAR OF NIET WAAR?
Alleen meisjes mochten naar school in het Franksiche Rijk van Karel de Grote.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 23 - Quiz

WAAR OF NIET WAAR?
Het grote rijk van Karel de Grote viel uiteen omdat het land, als hij zou overlijden,  verdeeld moest worden tussen alle zonen.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 24 - Quiz

Ik ben een Ierse monnik en wil het christelijk geloof onder de Friezen verspreiden. Mijn naam is .....
A
Bonifatius
B
Lotharius
C
Lodewijk
D
Willibrord

Slide 25 - Quiz

Om de Friezen te bekeren nam de monnik verschillende maatregelen. Wat deed hij?
A
De heilige eik omzagen
B
Ze uitlachen
C
Uit de Bijbel lezen

Slide 26 - Quiz

Een heiden is .....?
A
een Germaan die in 1 God geloofd
B
een horige
C
een Germaan die niet in 1 God geloofd
D
een Frankische leenheer

Slide 27 - Quiz

Als Karel de Grote op reis ging, waar woonde hij dan?
A
In een Palts
B
In een hotel
C
Bij mensen thuis
D
In een speciale tent

Slide 28 - Quiz

Wat is een missionaris?
A
iemand die beelden verkoopt
B
een handelaar in stoffen
C
iemand die het christelijk geloof verspreid

Slide 29 - Quiz

Welke gebruiken bij de feestdagen hebben wij van de Germanen overgenomen. Noem er één

Slide 30 - Question ouverte

KLAAR
Sluit de toets af en lever deze, onlinen, in.

Werk aan je leerdoelen.

Kies een leerdoel dat jij nog moeilijk vindt.

Slide 31 - Diapositive