Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Verplichte instructie begrijpend lezen
Les 1
Leg je iPad in je vak.
Ga bij een groepje met kinderen zitten.
Pak een tekst.
Pak een potlood en gum uit je vak.
Schrijf je naam op het blad.
Ga klaar zitten voor de instructie.
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel
Ik kan de tekst actief lezen en de woordenschat woorden bespreken en begrijpen.
Slide 2 - Diapositive
Woordenschat
Bespreek in ieder geval deze woorden
Let ook op de signaalwoorden!
Klaar? Kijk per alinea wat het belangrijste is. Onderstreep dit met een schrijfpotlood.
balanceren
er niet gerust op zijn
het incident
aanleggen
ongedeerd
relatief
kennelijk
zijn intrede doen
de constructie
de noodzaak
Slide 3 - Diapositive
Bedankt voor je inzet in de les.
Als de bel gaat:
Schuif je stoel aan
Lever je tekst in
Ruim je spullen op
Verlaat het lokaal rustig
Slide 4 - Diapositive
Verplichte instructie begrijpend lezen
Les 2
iPad in je vak
Ga bij een groepje kinderen aan tafel zitten
Pak je eigen tekst.
Pak een opdrachtenblad.
Pak 2 kleurpotloden.
Ga klaar zitten voor de instructie.
Slide 5 - Diapositive
Leesdoel
Na het actief lezen van de tekst kan ik vertellen wat er met de metro in Spijkenisse is gebeurd en weet ik waar, wanneer en waarom de metro in Nederland is aangelegd.
Slide 6 - Diapositive
Sleutelvragen maken
Slide 7 - Diapositive
Bedankt voor je inzet in de les.
Als de bel gaat:
Schuif je stoel aan
Lever je tekst in
Ruim je spullen op
Verlaat het lokaal rustig
Slide 8 - Diapositive
Verplichte instructie begrijpend lezen
Les 3
iPad in je vak
Ga bij een groepje kinderen aan tafel zitten
Pak je eigen tekst.
Pak een opdrachtenblad.
Ga klaar zitten voor de instructie.
Slide 9 - Diapositive
Leesdoel
Na het actief lezen van de tekst kan ik een tijdbalk maken bij de tekst.
Slide 10 - Diapositive
Tijdbalk
Een tijdbalk kan helpen om informatie in een tekst te overzien.
In de tekst over de metro staan verschillende jaartallen.
Welke gebeurtenissen horen bij de jaartallen? Zoek ze eerst op in de tekst en schrijf ze daarna in de tijdbalk.
Welke andere tijdsaanduidingen of gebeurtenissen ben je verder nog tegengekomen? Waar passen ze in de tijdbalk?