Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Leesvaardigheid T 1-6
Quiz leesvaardigheid
Wat weet je nog?
1 / 35
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
35 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Quiz leesvaardigheid
Wat weet je nog?
Slide 1 - Diapositive
Je hebt net deze 5 tekstdoelen geleerd:
Activeren
Amuseren
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Slide 2 - Diapositive
Wat zijn voorbeelden bij het tekstdoel amuseren?
A
Roman, strip, kort verhaal
B
Nieuwsbericht, instructie
C
Ingezonden brief
D
Reclamefolder, advertentie
Slide 3 - Quiz
Welk tekstdoel hoort bij een studieboek?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 4 - Quiz
Welk tekstdoel hoort bij een reclamefolder?
Slide 5 - Question ouverte
Wat hoort bij het tekstdoel overtuigen?
A
Geboortekaartje
B
kort verhaal
C
Uitnodiging
D
Ingezonden brief
Slide 6 - Quiz
De schrijver van een nieuwsbericht in de krant wil de lezer:
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 7 - Quiz
De schrijver van de Donald Duck wil de lezer:
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 8 - Quiz
De schrijver van een recensie over een boek wil de lezer:
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren
Slide 9 - Quiz
De schrijver van een kookboek wil de lezer:
A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
activeren
Slide 10 - Quiz
Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instrueren (iets leren of uitleggen)
C
Activeren (iets laten doen)
D
Overtuigen (een mening geven)
Slide 11 - Quiz
Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instrueren (iets leren of uitleggen)
C
Activeren (iets laten doen)
D
Overtuigen (een mening geven)
Slide 12 - Quiz
Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instrueren (iets leren of uitleggen)
C
Amuseren
D
Overtuigen (een mening geven)
Slide 13 - Quiz
Wat weten jullie nog?
Noem de tekstdoelen op alfabetische volgorde. Denk aan komma's.
Slide 14 - Question ouverte
Ik wil vrijdag naar de bioscoop.
Ik wil weten wat er draait en hoe laat.
Welke leesmanier gebruik ik dan??
Slide 15 - Question ouverte
Wat is een ander woord voor deeltitel?
Slide 16 - Question ouverte
Je moet woordjes leren voor Engels. Welke leesmanier gebruik je??
Slide 17 - Question ouverte
Wat betekent het woord auteur?
Het antwoord bestaat uit 1 woord.
Slide 18 - Question ouverte
Je wilt snel bepalen wat het onderwerp van een tekst is.
Welke leesmanier gebruik je?
Slide 19 - Question ouverte
Hoe herken je de titel van een tekst?
Slide 20 - Carte mentale
Welke leesmanier gebruik je als je wilt begrijpen wat je leest?
(En, nee, het is niet begrijpend lezen)
Slide 21 - Question ouverte
Geef drie verschillende voorbeelden van een bron die we gebruiken bij leesvaardigheid.
Slide 22 - Carte mentale
Je wilt bepalen of de informatie in een tekst betrouwbaar is.
Welke leesmanier gebruik je?
Slide 23 - Question ouverte
Welke leesmanier gebruik je bij de volgende vraag:
Wanneer is de finale van de Olympische Winterspelen?
A
zoekend lezen
B
grondig lezen
C
verkennend lezen
Slide 24 - Quiz
Een kenmerk van zoekend lezen is:
A
Je bekijkt de tekst: titel, tussenkopjes, plaatjes.
B
Je kijkt de tekst snel door en je zoekt het antwoord.
C
Je leest de tekst grondig.
Slide 25 - Quiz
Waar vind je de titel van een tekst?
A
Onderaan de tekst
B
Middenin de tekst
C
Boven de tekst
D
Boven de tweede alinea
Slide 26 - Quiz
Verwijswoorden
Nog even oefenen met verwijswoorden!
Slide 27 - Diapositive
Waar verwijst het woord tussen haakjes naar?
Een jongen werd verhoord op het politiebureau toen (daar) iets bijzonders gebeurde.
A
Een jongen
B
Werd verhoord
C
Op het politiebureau
D
Iets bijzonders
Slide 28 - Quiz
Waar verwijst het woord tussen haakjes naar?
De docente legt verwijswoorden uit, want (zij) wil dat je het begrijpt!
A
De docente
B
verwijswoorden
C
want
D
het
Slide 29 - Quiz
De familie heeft gekozen dat ... wel Sinterklaas gaat vieren.
Welk verwijswoord?
A
hun
B
hen
C
ze
D
hij
Slide 30 - Quiz
Het boek ... ik moet lezen.
A
dat
B
wat
C
die
D
deze
Slide 31 - Quiz
De jongen ... in de klas zit.
A
dat
B
wat
C
die
D
deze
Slide 32 - Quiz
... hebben een vraag.
A
Hun
B
Zij
C
Die
D
Deze
Slide 33 - Quiz
Daar hangt de poster van ... boek.
... heeft een prijs gewonnen.
A
dat en hij
B
dat en het
C
die en hij
D
die en het
Slide 34 - Quiz
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,
________ vindt
________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze
Slide 35 - Question de remorquage
Plus de leçons comme celle-ci
5.4 Lezen
Mai 2018
- Leçon avec
11 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
5.4 Lezen
Mai 2018
- Leçon avec
11 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Tekstdoelen en tekstsoorten
Novembre 2023
- Leçon avec
17 diapositives
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Quiz Nederlands
Octobre 2024
- Leçon avec
16 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Leesvaardigheid 2
Juin 2021
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Lezen als een expert! Deel 2
Octobre 2024
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
NTD2L1: tekstvoorbeelden, tekstsoorten en tekstdoelen
Novembre 2020
- Leçon avec
41 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
4.3 Lezen
Mars 2024
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 1