Lezen als een expert! Deel 2

Lezen als een expert!

-Deel 2-




7 oktober
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Lezen als een expert!

-Deel 2-




7 oktober

Slide 1 - Diapositive

Belangrijk om te weten...
  • Als ik aan het woord ben, is het stil;
  • Als je wat wilt zeggen, steek je jouw vinger/ hand op;

  •  Ik waarschuw twee keer,  bij de derde keer moet je er helaas uit... (vind ik ook niet leuk!);
  • Actieve houding; doe gezellig mee!

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
  • Even terugblikken
  • Lesdoelen
  • Lezen: Blok 2
  • Tekstdoelen--> activeren
  • Publiek vaststellen
  • Tekstopbouw
  • Kernzin
  • Zelf aan de slag!

Slide 3 - Diapositive

Even terugblikken
Wat weten jullie nog van de vorige les?
Maak je klaar!
.
.
.

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn tekstdoelen?
A
Inleiding, middenstuk en slot
B
Uitleg geven, informeren, mening geven
C
Verkennend lezen
D
Samenvatten

Slide 5 - Quiz

Als ik een examentekst lees, dan gebruik ik de leesmanier...
A
Verkennend lezen
B
Grondig lezen
C
Zoekend lezen
D
Actief lezen

Slide 6 - Quiz

Het tekstdoel ACTIVEREN houdt in dat...
A
de schrijver mij wil overtuigen van een mening of waarschuwen
B
de schrijver mij wil amuseren
C
de schrijver mij wil overhalen om iets te doen
D
de schrijver instructie wil geven

Slide 7 - Quiz

Een tekst is opgebouwd uit een inleiding, middenstuk en een slot
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • herken je activerende teksten;
  • kun je het publiek van een tekst vaststellen;
  • kun je herkennen hoe alinea's zijn opgebouwd;
  • weet je hoe een schrijver een tekst begint en afsluit.

Slide 9 - Diapositive

Instructie
Lezen: Blok 2
We gaan het hebben over...
  • Tekstdoel: Activeren
  • Publiek vaststellen
  • Afbeeldingen
  • Opbouw in alinea's:  Verwijswoorden
  • Tekstopbouw: Inleiding &  slot
  • Kernzin


Slide 10 - Diapositive

Tekstdoel: Activeren
In sommige teksten wil de schrijver de lezer tot handelen aanzetten of activeren. 
Er zijn verschillende soorten activerende teksten:




Slide 11 - Diapositive

Activerende teksten
Tekstvorm
Doel van de schrijver
Kenmerken
1. Reclametekst
2. Advertentie
een product verkopen 

de lezer geld laten geven aan een goed doel
Opvallende woorden
Weinig tekst
Opvallende opmaak
Speciale woorden om over te halen
3. Ingezonden brief
4. Folder
5. Blog
6. Artikel in krant
7. Artikel tijdschrift
gedrag van de lezer veranderen

de lezer in actie laten komen
Speciale woorden om over te halen
Zorgvuldig de goede woorden kiezen
Soms opvallende opmaak

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld advertentie

Slide 13 - Diapositive

Wat valt je op aan dit artikel?

Slide 14 - Diapositive

Activeren
De schrijver wil tot handelen aansporen, 
overhalen,
 de lezer aansporen iets te doen 

Voorbeeld:
Advertentie, poster, folder, flyer, ingezonden stuk, brief 

Slide 15 - Diapositive

Wat is het doel van het tekstdoel ACTIVEREN?
A
Lezers laten ontspannen en genieten
B
Lezers aan te zetten tot een bepaalde handeling
C
Lezers te overtuigen van een bepaald standpunt
D
Lezers te laten lachen om grappige situaties

Slide 16 - Quiz

Publiek vaststellen



Een schrijver denkt niet alleen na over het doel van zijn tekst, maar ook over het publiek, de lezers waar hij de tekst voor schrijft..

Slide 17 - Diapositive

Publiek?
Een algemeen publiek

= 'bijna iedereen'
Een speciale doelgroep

= een bepaalde groep mensen. 

Speciale doelgroepen zijn bijvoorbeeld:
- Kinderen
- Jongeren
- Volwassenen
- Ouderen
- Mannen 
- Vrouwen
- Mensen met een bepaalde hobby
- Mensen met een bepaald beroep

Slide 18 - Diapositive

Waarom is het belangrijk om het publiek vast te stellen?
A
Om de boodschap van de tekst goed over te laten komen
B
Zo is er minder werk voor de schrijver
C
Het is niet belangrijk

Slide 19 - Quiz

Wat is het verschil tussen een algemeen publiek en een speciale doelgroep?
A
Een algemeen publiek is hetzelfde als een speciale doelgroep.
B
Een algemeen publiek is alleen voor volwassenen, een speciale doelgroep is voor kinderen.
C
Een speciale doelgroep is de brede doelgroep, algemeen publiek heeft specifieke kenmerken.
D
Een algemeen publiek heeft een brede doelgroep, speciale doelgroep heeft specifieke kenmerken.

Slide 20 - Quiz

Afbeeldingen
In activerende teksten zie je bijna altijd afbeeldingen. De afbeeldingen kunnen verschillende bedoelingen hebben, bijvoorbeeld:
...

Slide 21 - Diapositive

  • Een afbeelding trekt de aandacht van de lezer
  • Een afbeelding is nodig om de tekst te begrijpen
  • Een afbeelding maakt de tekst duidelijker
  • Een afbeelding maakt de tekst grappig
  • Een afbeelding geeft een bepaalde sfeer of maakt de tekst aantrekkelijk
  • Een afbeelding trekt de aandacht van de lezer
  • Een afbeelding is nodig om de tekst te begrijpen
  • Een afbeelding maakt de tekst duidelijker
  • Een afbeelding maakt de tekst grappig
  • Een afbeelding geeft een bepaalde sfeer of maakt de tekst aantrekkelijk

Slide 22 - Diapositive

Afbeeldingen in een activerende tekst zijn een afleiding.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Opbouw in alinea's: Verwijswoorden
In goed opgebouwde zinnen en alinea's komen geen onnodige herhalingen voor. In plaats van eerder genoemde woorden of zinnen gebruikt de schrijver verwijswoorden.
Die kunnen terugverwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zijn. 

Slide 24 - Diapositive

Verwijswoord?

Een verwijswoord is een woord dat naar een ander woord, een woordgroep of een hele zin verwijst.

Er zijn heel veel verwijswoorden. Een aantal voorbeelden:

  • Ik, jij, u, hij, zij, het, wij, jullie, zij, me, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun
  • Deze, die, dit, dat, wie, wat
  • Toen, daar, hier

Voorbeeld:

''Bas legt de computergame uit aan zijn vader, zodat hij begrijpt wat daar  zo leuk aan is.''


Hij verwijst naar zijn vader
Daar verwijst naar de computergame

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Wat zijn verwijswoorden?
A
Woorden die naar een ander woord verwijzen.
B
Woorden die op zichzelf staan.

Slide 27 - Quiz

Hoe kunnen verwijswoorden helpen bij het begrijpen van een tekst?
A
Ze verbinden zinnen en maken de tekst samenhangend.
B
Ze zorgen voor verwarring in de tekst.

Slide 28 - Quiz

Tekstopbouw: Inleiding
Slot

Slide 29 - Diapositive

Inleiding
In de inleiding van een tekst probeert de schrijver de aandacht van de lezer te trekken. 

Dit kan op verschillende manieren.
De schrijver kan:

  • het onderwerp van de tekst noemen;
  • een belangrijke vraag over het onderwerp stellen;
  • een probleem noemen;
  • een grappig of herkenbaar verhaaltje vertellen;
  • iemands persoonlijke ervaring vertellen;
  • een aanleiding noemen waardoor de tekst geschreven is - er gebeurde iets, waardoor het logisch was om nu deze tekst te schrijven...

Slide 30 - Diapositive

Slot
In het slot rondt de schrijver de tekst af. 
Ook dit kan op verschillende manieren:
Een schrijver kan:

  • een samenvatting geven;
  • een conclusie trekken;
  • antwoord geven op een belangrijke vraag;
  • de oplossing voor een probleem geven;
  • een advies geven of een oproep doen.

Slide 31 - Diapositive

Kernzin
Een alinea is bijna altijd opgebouwd rondom een kernzin, de belangrijkste zin!

Kernzin = de zin die de hoofdgedachte van de alinea bevat


Slide 32 - Diapositive

De kernzin is meestal de eerste of laatste zin van de alinea. 


Soms is de tweede zin de kernzin.
De andere zinnen in de alinea...

  • zijn voorbeelden van wat er in de kernzin gezegd is
OF
  • geven verdere uitleg bij wat er in de kernzin gezegde is.

Slide 33 - Diapositive

Wat is een kernzin?
A
De kernzin is de zin die uitleg geeft over het onderwerp
B
De kernzin is de zin die voorbeelden geeft over het onderwerp
C
De kernzin is de zin die het deelonderwerp uitlegt
D
De kernzin is de zin die de hoofdgedachte van de alinea bevat

Slide 34 - Quiz

Dat was heeeeeel veeeeeel informatie!
Sorry.....





Wie weet nog wat we hebben besproken?

Slide 35 - Diapositive

Lezen Blok 2

Slide 36 - Carte mentale

Aan het werk!




We gaan aan de slag met de opdrachten van blok 2: Lezen
Ben je klaar? Dan mag je door naar blok 3: Lezen!

Slide 37 - Diapositive