Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

www.google.com

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Iedereen weet wat de persoonsvorm is.

1. Iedereen
2. Weet
3. Persoonsvorm
4. Is

Wat is een persoonsvorm?

1. een woord dat van tijd kan veranderen
2. een werkwoord staat altijd in de verleden tijd
3. een woord dat iets over een persoon zegt
4. een persoon

Voltooid deelwoord

geen voltooid deelwoord

gelopen

geslapen

slapen

gedaan

doen

schrijven

poetsen

luisteren

Voltooid deelwoord met t

Voltooid deelwoord met d

groeten

rennen

horen

vragen

wandelen

maken

fietsen

pakken

tekenen

leren

Voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-

gelopen - gefietst - gemaakt

Een voltooid deelwoord kan ook met be- beginnen

betaald -  begroet - begraven

Een voltooid deelwoord kan ook met ver- beginnen
verrast - verteld - verhuisd

Zwakke werkwoorden: -t of -d

Sterke werkwoorden: -t of -en

Voltooid Deelwoord

Een voltooid deelwoord kan ook met ont- beginnen

ontdekt - ontwaakt - ontvoerd

Een voltooid deelwoord kan ook met her- beginnen

herdenkt - herplaatst - hersteld

 

Een voltooid deelwoord eindigt op: 

Zwakke werkwoorden: -t of -d

Sterke werkwoorden: -t of -en

Gebiedende wijs

Gebod/gebieden betekent bevel

Met andere woorden: iemand vertelt jou wat je moet doen.

BEDENK IN 1 MINUUT ZOVEEL 

MOGELIJK BEVELEN!

Bron afbeelding: www.flicker.com ; onnola

Gebiedende wijs

Je maakt de gebiedende wijs met de ik-vorm  van het werkwoord

De zin begint met dit werkwoord

De gebiedende wijs heeft geen onderwerp in de zin

1. Ga weg!​
2. Doe de deur dicht!​
3. Smul ervan!

Bron afbeelding: www.flicker.com ; onnola

Gebiedende wijs

1. Wordt niet boos!
2. Wort niet boos!
3. Wor niet boos!
4. Word niet boos!

Gebiedende wijs:

... daarmee op!

1. Hout
2. Houd
3. Hou
4. Houdt

Gebiedende wijs

1. Bindt dit touw vast!
2. Bint dit touw vast!
3. Bintd dit touw vast!
4. Bind dit touw vast!

(Zijn, gebiedende wijs) stil!

1. Ben
2. Is
3. Was
4. Wees

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

Dat (gebeuren)beslist niet!

1. gebeurt
2. gebeurd

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Het vliegtuig (landen) ... op tijd.

1. land
2. landt
3. landde
4. landen

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Hij ......(zwaaien) naar haar.

1. zwaai
2. zwaait
3. zwaaide
4. gezwaaid

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van azen is:

1. aasde
2. aaste
3. aasden
4. aasten

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van wachten is:

1. wachte
2. wachtte
3. wachten
4. wachtten

Persoonsvorm verleden tijd

1. Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
2. Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.

Persoonsvorm verleden tijd

1. Vorig jaar verhuisden we naar de Reeshof.
2. Vorig jaar verhuisten we naar de Reeshof.

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van lunchen is:

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchten
4. lunchden

www.google.com