bijvoeglijke naamwoord

bijvoeglijke naamwoord
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

bijvoeglijke naamwoord

Slide 1 - Diapositive

Meneer Jan moet zich aanpassen .......... het niveau van de leerlingen
A
met
B
aan
C
tegen
D
op

Slide 2 - Quiz

Mohammed slaagt ...... de havo
A
voor
B
aan
C
achter
D
op

Slide 3 - Quiz

Meneer Luc trakteert de klas ........ een grote zak snoep
A
met
B
aan
C
op
D
voor

Slide 4 - Quiz

Mahmoud zorgt .......... zijn hond
A
aan
B
met
C
voor
D
op

Slide 5 - Quiz

De docent ergert zich ........ leerlingen die vliegtuigjes door de klas gooien.
A
aan
B
met
C
op
D
tegen

Slide 6 - Quiz

Kan de mentor mij toevoegen .......... de groepsapp?
A
over
B
aan
C
voor
D
met

Slide 7 - Quiz

Het is heel vervelend als je zakt ....... je rijbewijs
A
met
B
aan
C
voor
D
op

Slide 8 - Quiz

Wat betekent: verantwoordelijk zijn voor?
A
Zelf opletten op dingen
B
Je ouders laten letten op dingen
C
Domme dingen doen

Slide 9 - Quiz

Wat betekent: geschikt zijn voor?
A
Dat de maat kleding jou past
B
Dat je ergens van schrikt
C
Dat iets bij jou past. Het is iets voor jou.
D
Dat je ergens heel erg van schrikt

Slide 10 - Quiz

Wat betekent: ervaring hebben met?
A
Je weet wat je moet doen omdat je het eerder gedaan hebt
B
Je gaat varen op een boot
C
Je bent afwezig op de dag dat je diploma wordt uitgereikt
D
Je weet niet waar je moet beginnen.

Slide 11 - Quiz