1920 3.1 Atoommodel

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Uitleg paragraaf 3.1
  • Maken opgaven in lesson up
  • maken opgaven 1 t/m 7 boek

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen
Aan het einde van de les kun je uitleggen:
  • wat het atoom model van Bohr is
  • wat het atoomnummer en het massa getal te maken hebben met het aantal elektronen, protonen en neutronen

Slide 3 - Diapositive

Geschiedenis van atoommodel
'Is materie eeuwig deelbaar?'

Deze vraag stelden de eerste filosofen al rond 460 voor Christus. 


Slide 4 - Diapositive

0

Slide 5 - Vidéo

Atoommodel

Slide 6 - Diapositive

Dus een atoom bestaat uit protonen, elektronen en neutronen, maar hoeveel?
Atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen



Isotopen hebben een gelijk aantal elektronen en protonen, maar een verschillend aantal neutronen.

Slide 7 - Diapositive

Atoommodel van Bohr

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37








Slide 9 - Diapositive

Lithium in het periodiek systeem
Het atoommodel van lithium

Slide 10 - Diapositive

Symbool
atoommassa
atoomnummer

Slide 11 - Question de remorquage

Even oefenen
Maak een tekening van de isotoop koolstof-13 volgens het atoommodel van Bohr. 

Wat is het atoomnummer van koolstof, dus hoeveel protonen, neutronen en electronen heeft koolstof?
gebruik periodieksysteem en tabel 3


Slide 12 - Diapositive

Wat is het verschil tussen het atoommodel volgens Rutherford en het atoommodel volgens Bohr?
A
Volgens Rutherford zitten protonen in een wolk om de kern heen. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in schillen.
B
Volgens Rutherford zitten neutronen in een wolk om de kern heen. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in schillen.
C
Volgens Rutherford zijn elektronen georganiseerd in schillen om de kern. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in een wolk.
D
Volgens Rutherford zijn elektronen georganiseerd in een wolk om de kern. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in schillen.

Slide 13 - Quiz

  • atoomnummer = aantal protonen (= aantal elektronen)

  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

  • aantal neutronen = massagetal - atoomnummer

Slide 14 - Diapositive

Isotopen

Slide 15 - Diapositive

Wat is een isotoop?
A
zelfde atoom, andere massa
B
ander atoom, zelfde massa
C
zelfde atoom, ander atoomnummer
D
ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 16 - Quiz

Het atoomnummer is het zelfde als...
A
Aantal elektronen
B
Aantal neutronen
C
Aantal protonen
D
Aantal neutronen + protronen

Slide 17 - Quiz

gebruik PS pag 272
Het atoomnummer van koolstof
A
6
B
8
C
12
D
16

Slide 18 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 23. Hoeveel neutronen heeft natrium?
timer
0:25
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 19 - Quiz

gebruik PS pag 272
Het atoomnummer van zuurstof
A
6
B
8
C
12
D
16

Slide 20 - Quiz

Geef het atoomnummer en het massagetal van dit atoom.

Slide 21 - Question ouverte

Planning
  • Uitleg paragraaf 3.1
  • Maken opgaven in lesson up
  • maken opgaven 1 t/m 7 boek

Doe het stil, bij vragen vraag het de buren anders vinger omhoog
Laatste 10 minuten zijn weer klassikaal

Slide 22 - Diapositive

leerdoelen
Aan het einde van de les kun je uitleggen:
  • wat het atoom model van Bohr is
  • wat het atoomnummer en het massa getal te maken hebben met het aantal elektronen, protonen en neutronen

gaan we eens checken

Slide 23 - Diapositive

Wat zijn de verschillen tussen Pb met massagetal 206 en Pb met massagetal 208?
A
Verschillend aantal protonen
B
verschillend aantal neutronen
C
verschillend aantal elektronen
D
Er zijn geen verschillen

Slide 24 - Quiz

Wat zijn de overeenkomsten tussen Pb met massagetal 206 en Pb met massagetal 208?
A
Hetzelfde aantal protonen
B
Hetzelfde aantal neutronen
C
Hetzelfde aantal elektronen
D
Er zijn geen overeenkomsten

Slide 25 - Quiz

huiswerk
lees hoofdstuk 3.1 en maak vraag 1 - 7

Slide 26 - Diapositive