C5 THV Bijvoeglijk naamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Cursus 5 Grammatica

$3 / $4 Het bijvoeglijk naamwoord

DOEL

- je kunt bijvoegelijke naamwoorden herkennen

 - je kunt woorden indelen in  de woordsoorten:

lidwoorden (olw / blw)

zelfstandige naamwoorden (zn-(e)

werkwoorden (ww)

bijvoeglijke naamwoorden  (st.bn)

Hoe zat het ook al weer?

Lidwoorden

de kleine woorden voor een zelfstandig naamwoord: 

de, het  (blw)

 een (olw)

Lidwoord (LW)

De, het = bepaald lidwoord.

(Het is bepaald, staat vast, wanneer je de of  het gebruikt.)

Een = onbepaald lidwoord.

(Onbepaald omdat je een zowel voor een de- als een het-woord kunt zetten.)

Werkwoorden

Doe-woord,
deze woorden kunnen veranderen afhankelijk over wie het gaat.
Je kan er "ik, hij, wij, zij, jullie" voor zetten.
bekendste vorm: persoonsvorm.

zelfstandig naamwoord

woord dat je in één keer snapt, het kan op zichzelf staan
je kan er een lidwoord voorzetten.

Woord voor een mens, dier, ding, plant of gevoel + eigennamen (Maas, Tim, Porsche)

apps.noordhoff.nl

bijvoeglijk naamwoord (bn)

Het vertelt iets over het zelfstandig naamwoord, daardoor wordt het duidelijker.

Dat is een spannende serie.   

De serie is spannend.

Dat is een mooie, lange, spannende serie.

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- staat meestal in de buurt van een zn

- heeft een korte en een lange vorm

- kent de trappen van vergelijking

de groene appel - de appel is groen - de groene

sterk - sterke  /  zwart - zwarte

gaaf - gaver - gaafst

STOFFELIJK BIJVOEGLIJK NAAMWOORD (st.bn)

Zegt van welke stof iets gemaakt is.

- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel

Taak: Cursus 5 Grammatica

T-Havo: 

                $5 Bijvoeglijk naamwoord: maak opdr. 1-2-3-4-5

H-VWO:

                $4 Bijvoeglijk naamwoord: maak opdr. 1-2-3-4-7

Klaar? Werk verder aan Thema A $2.

10.25 u: Quiz met LessonUp

10.30 u: Huiswerk + SO noteren

T-Havo: $5 Bijvoeglijk naamwoord. 

Maak opdr. 1-2-3-4-5

H-VWO: $4 Bijvoeglijk naamwoord. 

Maak opdr. 1-2-3-4-7

Huiswerk

Dinsdag 29 november:

X

Dinsdag 13 december: SO Ne Periode 2.

Zie Magister voor de onderdelen.

Wat zijn lidwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat zijn werkwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?

1. de
2. slimme
3. het
4. leerling

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?

1. slimme
2. leerling
3. snapt
4. de

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?

1. de
2. leerling
3. snapt
4. slimme

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het werkwoord?

1. snapt
2. de
3. leerling
4. slimme