Future tenses

WELCOME BACK 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

WELCOME BACK 

Slide 1 - Diapositive

Today’s lesson (40 min+15 min) 
  •  Recap of future tenses 
  • What are future tenses? 
  • Explain when to use what form of the future tense 
  • What is the formula
  • Then do the skills test/study for test

Slide 2 - Diapositive

 Future tenses 

Slide 3 - Diapositive

Future Tenses
  1.  Will 
  2. 'Going to'
  3. Present Continuous
  4. Present Simple

Slide 4 - Diapositive

Future Tenses
1. Will + hele werkwoord

  • een voorspelling, je denkt dat iets gaat gebeuren maar weet dit niet zeker. Je hebt er geen bewijs voor 
  • Wanneer je een aanbod doet
  • Will: Bij iets dat je zult doen
We will go to Venice some time next year.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Future Tenses
2. Going to + het hele werkwoord 
  • Am/are/is + going to + hele werkwoord 

  • als je wilt aangeven dat iemand iets in de toekomst van plan is. 
  •  als je een voorspelling doet waar je bewijs voor hebt, bijv.:

  • Look at those dark clouds! It is going to rain.
  • (Kijk eens naar die donkere wolken! Het gaat zo regenen.)

Slide 7 - Diapositive

Future Tenses

  •  I am going to walk to the station in ten minutes.
  • He is going to eat some fruit.
  • They are going to visit the museum next week.


Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Future Tenses
3. Present Continuous (-ing vorm)
  • Gebruik je om aan te geven dat iets binnenkort gaat gebeuren. Het gaat om afspraken of dingen die georganiseerd zijn.
  • Vorm : am / are / is + verb-ing
  • I am taking my friend to the cinema tonight.



Slide 10 - Diapositive

Future Tenses
3. Present Continuous (-ing vorm)
  • They are eating out next week
  • He is flying to the Bahamas tomorrow



Slide 11 - Diapositive

Future Tenses
4. Present Simple
  • Gebruik je als iets vast staat volgens een rooster of dienstregeling. 
  • Denk hierbij aan openingstijden, sluitingstijden, aankomsttijden en vertrektijden 
  • The train leaves in three minutes.
  • The bus arrives at 14:30.



Slide 12 - Diapositive