di 12-01-21 Woordenschat- taalverzorging quiz

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

woordenschat/ taalverzorging quiz

Vandaag gaan we woordenschat oefenen d.m.v. een quiz

Naomi is atletisch gebouwd en turnen is één van haar hobby's. Wat betekent atletisch?

1. gespierd
2. mollig
3. mager
4. iel

Mijn vader zet de verhuisdozen op de vliering. Wat betekent vliering?

1. serre
2. bijkeuken
3. zolder
4. kelder

Het meisje is erg naïef en daardoor makkelijk te manipuleren. Wat betekent naïef?

Wat is het synoniem voor het woord notie?

1. aantekening
2. druiloor
3. begrip
4. rekening

Wat is een tegenstelling voor brutaal?

1. ongepast
2. grof
3. verlegen
4. bijdehand

Schrijf zo veel mogelijk
woorden op die te maken
hebben met flexibel

Wat is de tegenstelling van jong?

1. pril
2. kaas
3. vlegel
4. belegen

Wat is een synoniem van schroom?

1. praatjesmaker
2. aarzeling
3. braaf
4. waaghals

Waar zijn allebei de woorden goed gespeld?

1. zuurstooffles en ruimschoots
2. zuurstoffles en ruimschoods
3. zuurstoffles en ruimschoots
4. zurstoffles en ruimschots

Welke woorden
hebben te maken
met prestatie?

Steeds meer....

1. collectief, duo, individueel
2. collectief, individueel, duo
3. individueel, duo, collectief
4. individueel, collectief, duo

Steeds langere periode

1. kwartaal, maand, etmaal
2. etmaal, maand, kwartaal
3. maand, kwartaal, etmaal
4. kwartaal, etmaal, maand

kameleon, cobra, kaaiman

1. hagedis, karper
2. krekel, adder
3. alligator, kreeft
4. python, gekko

Welke 2 woorden zijn allebei goed gespeld?

1. fotootje, lacherig
2. fototje, lacherug
3. foto'tje, laggerig
4. fotootje, lacherrig

Welke 2 woorden zijn allebei goed gespeld?

1. bangerikken, grieselverhaal
2. bangerikken, griezelverhaal
3. bangeriken, griezelverhaal
4. banggeriken, griezulverhaal