Past simple regular

Past simple
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Past simple

Slide 1 - Diapositive

previous lesson 
Past simple = verleden tijd
verb 'To be' = werkwoord 'zijn'

What do you remember? 

Slide 2 - Diapositive

We .... at school yesterday
( 2 antwoorden mogelijk)
A
was
B
wasn't
C
were
D
weren't

Slide 3 - Quiz

I was home late, so my parents ..... very angry with me.
A
was
B
wasn't
C
were
D
are

Slide 4 - Quiz

I .... very hungry when I came home. Luckily there was pizza!
A
was
B
were
C
wasn't
D
weren't

Slide 5 - Quiz

Today's Learning Goal
I can explain what I  did in the past  in English.
Ik kan in het Engels uitleggen wat ik gedaan heb in het verleden 

I will follow an instruction and work on the workbook assignments (by myself).
Ik ga een instructie volgen en dan aan de slag met de werkboek opdrachten (zelfstandig).

Slide 6 - Diapositive

Past Simple
You use the past simple when something happened in the past and is finished.

The past simple is what in Dutch is called the 'verleden tijd'.


Slide 7 - Diapositive

 Regelmatige werkwoorden
bij een regelmatig werkwoord plaats je  -ed erachter

I walk -> I walked
He walks -> He walked
They walk -> They walked

Slide 8 - Diapositive

 Spelling

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter: I live - I lived

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat: I drop - I dropped

Slide 9 - Diapositive

Spelling

Meestal hoor je een -d aan het einde 
I play - I played
I visit - I visited 

Maar soms hoor je een -t
bijvoorbeeld bij asked .

Maar let op: wat je ook hoort, je schrijft altijd een -

Slide 10 - Diapositive

Onregelmatige werkwoorden 
Er zijn natuurlijk ook onregelmatige werkwoorden

Die komen een andere keer aan bod 

Slide 11 - Diapositive

je gebruikt de 'past simple' voor de ...
A
tegenwoordige tijd
B
toekomst
C
verleden tijd

Slide 12 - Quiz


What is the past tense of: Work
A
works
B
worked
C
working
D
worket

Slide 13 - Quiz


What is the past tense of: Help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 14 - Quiz


What is the past tense of: ask
A
asking
B
asked
C
asks
D
asket

Slide 15 - Quiz

Vul zelf de verleden tijd in:
My sister ..........(play) the guitar last year.

Slide 16 - Question ouverte

Do you understand ?

Slide 17 - Question ouverte

Name 1 thing that you have learned

Slide 18 - Question ouverte

Past simple

Slide 19 - Diapositive