organen en orgaanstelsels

organen en orgaanstelsels
De bouw van organismen
Bronnen:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

organen en orgaanstelsels
De bouw van organismen
Bronnen:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Diapositive

Wat is een orgaan?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is een organenstelsel

Slide 3 - Question ouverte

Organen
In de afbeelding zie je een model van een romp van de vrouw. Je noemt dat een torso. 
Je ziet hoe de verschillende organen er uitzien en waar ze liggen in de romp. Organen zijn delen van een organisme die bepaalde taken (functies) uitvoeren. Enkele voorbeelden zijn:

- Het hart en de bloedvaten: het bloed kan door het 
  lichaam stromen
- De huid: geeft bescherming van het lichaam

Een plant heeft ook organen, welke? Klik op de button.

Long
2
hart
3
Organen van planten
Wortel, stengel, blad, bloem
lever
4
maag
5
dikke darm
6
dunne darm
7
nier
10

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Je lichaam heeft elf orgaanstelsels: het skelet, het spierstelsel, het ademhalingsstelsel (je ademhalingswegen en je longen), het hart en vaatstelsel, het verteringsstelsel (je slokdarm, maag en darmen), het zenuwstelsel (je hersenen, ruggenmerg en zenuwen), het voortplantingsstelsel (een baarmoeder, eierstokken en zaadballen), het urinestelsel (je nieren, urinewegen en blaas), het hormoonstelsel (met o.a. je schildklier, hypofyse, etc.), het lymfestelsel en de huid.
Je lichaam heeft elf orgaanstelsels:

  1. het skelet
  2. het spierstelsel
  3. het ademhalingsstelsel (je ademhalingswegen en je longen)
  4. het hart en vaatstelsel
  5. het verteringsstelsel (je slokdarm, maag en darmen)
  6. het zenuwstelsel (je hersenen, ruggenmerg en zenuwen)
  7. het voortplantingsstelsel (een baarmoeder, eierstokken en zaadballen)
  8. het urinestelsel (je nieren, urinewegen en blaas),
  9. het hormoonstelsel (met o.a. je schildklier, hypofyse, etc.)
  10. het lymfestelsel 
  11. de huid

Slide 6 - Diapositive

Organenstelsels
Bloedvatenstelsel

Skelet/ Beenderstelsel
Zenuwstelsel

functie
Vervoeren van bloed door het lichaam
functie
Vorm en stevigheid voor het lichaam.
Bescherming en aanhechting van pezen.

Slide 7 - Diapositive

Bloedvatenstelsel
Slagader: van hart naar orgaan

Ader: van orgaan terug naar het hart

Slide 8 - Diapositive

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
organenstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 9 - Question de remorquage


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen, geen stelsels

Slide 10 - Quiz


Een long is:
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 11 - Quiz


De lever hoort bij
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
bloedvatenstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 12 - Quiz