Meester in Procenten

• Rekenen MBO
• MBO
• Studiejaar 1

Meester in Procenten

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je rekenen met procenten en procentuele veranderingen berekenen.

Geef aan het begin van de les het leerdoel aan de leerlingen.

Wat weet je al over rekenen met procenten?

Wat zijn procenten?

Procenten geven een deel van een geheel aan. 1% is gelijk aan 1/100.

Leg uit wat procenten zijn en hoe ze worden gebruikt in relatie tot een geheel.

Procenten omzetten naar breuken en decimalen

Om procenten om te zetten naar breuken deel je het percentage door 100. Bijvoorbeeld: 25% = 25/100 = 1/4. Om procenten om te zetten naar decimalen verplaats je de komma twee plaatsen naar links. Bijvoorbeeld: 50% = 0,50.

Laat de leerlingen oefenen met het omzetten van procenten naar breuken en decimalen.

Breuken en decimalen omzetten naar procenten

Om breuken om te zetten naar procenten vermenigvuldig je de breuk met 100. Bijvoorbeeld: 2/5 = 2/5 * 100 = 40%. Om decimalen om te zetten naar procenten verplaats je de komma twee plaatsen naar rechts. Bijvoorbeeld: 0,75 = 75%.

Laat de leerlingen oefenen met het omzetten van breuken en decimalen naar procenten.

Procentuele veranderingen

Procentuele veranderingen geven aan hoeveel iets is veranderd in vergelijking met het oorspronkelijke bedrag. De formule is: (nieuw bedrag - oud bedrag) / oud bedrag * 100%.

Leg uit wat procentuele veranderingen zijn en hoe ze worden berekend. Geef voorbeelden.

Oefenen met procenten berekenen

Bereken de volgende procenten: 25% van 80, 40% van 250 en 75% van 1200.

Laat de leerlingen individueel of in groepjes de procenten berekenen en bespreek de antwoorden klassikaal.

Oefenen met procentuele veranderingen

Bereken de procentuele verandering tussen de volgende bedragen: €50 naar €75, €120 naar €100 en €80 naar €120.

Laat de leerlingen individueel of in groepjes de procentuele veranderingen berekenen en bespreek de antwoorden klassikaal.

Toepassing van procenten in het dagelijks leven

Procenten worden gebruikt bij het berekenen van kortingen, rente, belastingen en vele andere situaties in het dagelijks leven.

Leg uit hoe procenten worden toegepast in verschillende situaties en bespreek voorbeelden.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.