Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Diapositive
Doelen van deze les:
1. Je kunt aan het einde van de les kun je uitleggen wat synoniemen zijn;
2. Je kunt aan het einde van de les vertellen wat homoniemen zijn;
3. Je kunt aan het einde van de les zelf synoniemen geven voor woorden en voorbeelden van homoniemen opnoemen.
Slide 2 - Diapositive
Wat is het verschil tussen deze zinnen? Ik stak mijn arm uit. Mijn buren zijn arm.
Slide 3 - Question ouverte
Welk woord betekent hetzelfde als 'mooi'?
A
aantrekkelijk
B
wanstaltig
C
fraai
D
prachtig
Slide 4 - Quiz
Wat zijn synoniemen?
Slide 5 - Diapositive
Synoniemen
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.
Vaak kun je de betekenis van een moeilijk woord vinden door verder te lezen. Verderop in de tekst kom je dan een synoniem tegen van het moeilijke woord.
Slide 6 - Diapositive
Tegenwoordige tijd - hij / zij of ze / het / u /
Bij alle andere persoonsvormen in het enkelvoud schrijf je de ik-vorm + t.
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Wat zijn homoniemen?
Slide 9 - Diapositive
Homoniemen
Als een woord meerdere betekenissen heeft, noem je dit een homoniem.
Ik zet mijn geld op de bank. Mijn vader zit op de bank en kijkt televisie.