Boek (dicht) + schrift, pen op tafel. Tas op de grond.
Zitten op je eigen plek!
Eten en drinken doe je in de kantine.
5 minuten de tijd.
timer
5:00
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom
Denk om…
Je jas uit, pet af.
Mobiel in de telefoontas (op stil).
Boek (dicht) + schrift, pen op tafel. Tas op de grond.
Zitten op je eigen plek!
Eten en drinken doe je in de kantine.
5 minuten de tijd.
timer
5:00
Slide 1 - Diapositive
Planning
welkom
lees bs.1 en 2 van thema 3: blz. 15 min
afsluiten 5 min
Slide 2 - Diapositive
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Schrijf op:
Wat zie je in afbeelding 1?
Wat is het verschil tussen het rood en blauw bloed in afbeelding 2?
Slide 3 - Diapositive
Antwoord
figuur1: is inderdaad een hartfilmpje. Ze noemen dit een ECG of electrocardiogram.
figuur 2: rood= zuurstofrijk bloed, blauw is zuurstofarm bloed.
Slide 4 - Diapositive
Planning
Welkom
Introductie thema 3 bloed en bloedsomloop 5 min.
Uitleg 3.1 bloed 15 min.
Aan het werk 10/15 min.
Afsluiting 5 min.
Slide 5 - Diapositive
Thema 3 Bloed en Bloedsomloop
In je lichaam stroomt bloed door bloedvaten. Je hart pompt het bloed rond. Bloed vervoert stoffen door je lichaam. Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk. De nieren zuiveren je bloed.
Slide 6 - Diapositive
Leerdoel
Aan het eind van de les..
- Weet je waar bloed uit bestaat.
- Kan je de functies van de onderdelen in het bloed benoemen.
Slide 7 - Diapositive
Bloed
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes
Slide 13 - Quiz
hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart
Slide 14 - Quiz
De hartkleppen vormen de scheiding tussen
A
Boezems en aders
B
Kamers en aders
C
Boezems en kamers
D
Boezems en slagaders
Slide 15 - Quiz
De hartkleppen zorgen ervoor dat bloed
A
sneller stroomt
B
niet terugstroomt in de boezems
C
niet terugstroomt in de kamers
D
langzamer stroomt
Slide 16 - Quiz
hoe heten de kleppen in de aorta en de longslagaders?
A
halve maan vormige kleppen
B
aderkleppen
C
hartkleppen
D
bloedkleppem
Slide 17 - Quiz
Een bloedvat heeft een dikke wand. Welk soort bloedvat is dit?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
Slide 18 - Quiz
Een bloedvat heeft overal kleppen. Welk soort bloedvat is dit?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
Slide 19 - Quiz
Welk bloedvat is niet 'waterdicht' maar heeft kleine poriën in de wand?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
Slide 20 - Quiz
tekenen
teken een hart schematisch. Geef de volgende onderdelen aan: li, re boezem, links in rood, rechts in blauw li, re kamer, links in rood, rechts in blauw hartkleppen aorta met halve maanvormige kleppen longslagader met halve maanvormige kleppen holle ader
Slide 21 - Diapositive
vragen
welke harthelft heeft bloed met zuurstof? waarom zitten er hartkleppen in het hart? waar gaat het bloed van de rechterkamer naar toe? waar gaat het bloed van de linker kamer naar toe? wat zorgt ervoor dat bloed uit de aorta niet terug stroomt naar de kamer?
Slide 22 - Diapositive
Bloedcellen
Slide 23 - Diapositive
zuurstofrijk bloed
zuurstofarm bloed.
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Vidéo
bloed bloedsomloop
Slide 26 - Carte mentale
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Aantekening bs.1: bloed
• Bloed bestaat uit bloedplasma (55%) en uit bloedcellen en bloedplaatjes (45%).
• Bloedplasma: water met plasma-eiwitten en opgeloste stoffen (o.a. zouten).
– Bloedplasma vervoert voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen.
• Rode bloedcellen:
– Cellen zonder celkern.
– Rode bloedcellen bevatten de rode kleurstof hemoglobine.
– Functie: zuurstof vervoeren.
• Witte bloedcellen:
– Cellen met celkern.
– Witte bloedcellen hebben geen vaste vorm: ze kunnen door de wand van
haarvaten heen.
– Functie: afweer tegen ziekteverwekkers, bijv. door bacteriën in te sluiten.
• Bloedplaatjes:
– Delen van uiteengevallen cellen, zonder celkern.
– Functie: bloedstolling.
Slide 32 - Diapositive
Aan het werk
Paragraaf 3.1 lezen
opdrachten maken
timer
1:00
Slide 33 - Diapositive
uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes
Slide 34 - Quiz
Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten
Slide 35 - Quiz
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine
Slide 36 - Quiz
Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed
Slide 37 - Quiz
Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 38 - Quiz
Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 39 - Quiz
Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma
Slide 40 - Quiz
Waar bestaat pus uit?
A
dode bacteriën en etter
B
dode witte cellen en etter
C
dode witte cellen en bacterien
Slide 41 - Quiz
Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 42 - Quiz
Hebben bloedplaatjes een celkern?
A
ja
B
nee
Slide 43 - Quiz
Wat is trombose?
A
een bloedvat
B
een prop in de luchtpijp
C
een prop in een bloedvat
D
een gescheurd bloedvat
Slide 44 - Quiz
Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?