Week 11 (46) klas 4 2022

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Diapositive

Du hast 3 Minuten für:


Je hebt 3 min om: 

  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 2 - Diapositive

Was machen wir heute?


Stunde 1

Wir üben für das Hördossier




Slide 3 - Diapositive

Lernziele für heute:
  • Du bist imstande einen hörfragment zu verstehen und fragen dazu zu beantworten.

Slide 4 - Diapositive



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     hören und sehen
Wie?      padlet;  de link staat in Magister bij het 
                huiswerk    
               https://padlet.com/edehaan7/a3a6w6cefs178vz5 
Hilfe?    ich bin da
Zeit?      25 Minuten
Fertig?  Ihr leifert deine Arbeit bei mir ein!!







Slide 7 - Diapositive

Heb ik de leerdoelen behaald?
Ben ik in staat om een gesproken fragment te verstaan en er vragen over te beantwoorden?

Slide 8 - Diapositive

Was machen in dieser Stunde?




Stunde 2:
Signalwörter


Slide 9 - Diapositive

Lernziele:
  • du kennst viele deutsche Signalwörter
  • du bist imstande Signalwörter in einem Text zu erkennen

Slide 10 - Diapositive

Signalwörter in Kategorien

Slide 11 - Diapositive

Wat doet een signaalwoord?
Een signaalwoord zorgt voor verbanden tussen zinnen of alinea's.

Ook de verbanden binnen zinnen herken je door signaalwoorden. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

waarom zijn  signaal woorden zo belangrijk?
signaalwoorden leggen verband tussen zinnen, zinsdelen en alinea's
verbanden helpen je de tekst beter te begrijpen
als je de tekst beter begrijpt, kun je de vragen beter beantwoorden

Slide 16 - Diapositive

Theorie signaalwoorden
  • Signaalwoorden geven verbanden aan 
  • Signaalwoorden hebben een functie
a. Tegenstelling
b. Tijdsaanduiding
c. Conclusie
d. Opsomming /uitbreiding
e. Gevolg
f. Conclusie
g. reden/oorzaak 
h. keuze in opsomming
i. voorwaarde
j. voorbeeld geven
k. beperking

Slide 17 - Diapositive

Voorbeelden van signaalwoorden
tegenstelling

aber
dagegen
doch
obwohl
sondern
statt
trotz(dem)
während
im Gegensatz zu
einerseits - andererseits
opsomming

auch
und
außerdem
dann
erstens...zweitens...
nicht nur ... 
          sondern auch
sowie
dubbele punt (:)


reden/oorzaak

darum
deshalb
also
dadurch
deswegen
nämlich
weil
also
dubbele punt (:)
Tijd

als
bevor
damals
danach
früher
jetzt
heute
immer
wann
wenn
seit
reden/oorzaak

darum
deshalb
also
dadurch
deswegen
nämlich
weil
also
dubbele punt (:)

Slide 18 - Diapositive

also
damit
deshalb
auch
dagegen
sogar
ook
zelfs
zodat
daarom
dus
daarentegen

Slide 19 - Question de remorquage

Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt en hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers.
Marktplaats heeft de verkoper inmiddels geblokkeerd, maar de nepsite is nog in de lucht.
De fraudeurs adverteren met flinke kortingen op telefoons. Te mooi om waar te zijn, want op het moment dat mensen bestellen, kunnen zij alleen betalen via een bankoverschrijving naar een Nederlandse ING-rekening. 
Op Marktplaats verschenen vanmorgen in korte tijd tienduizenden advertenties van de nepsite. Zo werd een iPhone 6 aangeboden voor 400 euro, in plaats van de gebruikelijke 600 tot 700 euro.
opsomming
Tegenstelling
Reden
Tegenstelling

Slide 20 - Question de remorquage

weil
und
aber
während
nicht / sondern
also
nur
deshalb
zum Beispiel
Ich kann nicht kommen, ....... ich krank bin.
Ich habe einen Hund .... eine Katze.
Ich habe keine Zeit, .... ich werde dir trotzdem helfen.
Wir haben alle Hunger, .... Peter nicht.
Er hat Chips gegessen ...... der Deutschstunde.
Ich bin ...... böse ....... enttäuscht.
Mein Fahrrad is kaputt, .... muss ich mit dem Bus fahren.
Ich mache gerne Sport, ..... Hcokey, Fußball und schwimmen.
Es regnet, ..... bleibe ich zu Hause.

Slide 21 - Question de remorquage

Ich habe statt das Auto, doch ein Fahrrad gekauft.
doch = ...
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 22 - Quiz

Ich gehe ins Kino, denn ich finde das toll!
denn = .......
A
reden/verklaring
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
voorbeeld geven

Slide 23 - Quiz

Ich habe Englisch, und sogar Deutsch!!!
sogar = .........
A
gevolg/conclusie
B
vergelijking
C
versterking
D
tegenstelling

Slide 24 - Quiz

In Utrecht ist viel zu tun, es gibt zum Beispiel viele verschiedene Museen.
zum Beispiel = ....
A
voorbeeld geven
B
vergelijking
C
reden/verklaring
D
uitbreiding/opsomming

Slide 25 - Quiz

Es ist verboten zu rauchen im Krankenhaus, auch auf dem Schulhof darf nicht mehr geraucht werden.
auch= ....
A
conclusie
B
hoeveelheid
C
voorbeeld
D
uitbreiding/opsomming

Slide 26 - Quiz

Es gibt Leute die viel verdienen, aber manche verdienen wenig
aber =
A
conclusie
B
opsomming
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 27 - Quiz

Bisher hat mein Bruder immer gearbeitet.
Bisher =
A
benadrukking
B
conclusie
C
tegenstelling
D
tijd

Slide 28 - Quiz

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     Noteer de signaalwoorden die je in de tekst 18 op pag. 98
Wie?      in tweetallen; je markeert de signaalwoorden (zie lijst in je handout); Noteer
                welk verband het signaalwoord legt. 
Hilfe?    Ik loop rond
Zeit?      10 Minuten
Fertig? Maak de vragen bij deze tekst






Slide 29 - Diapositive

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 30 - Diapositive

Du hast 3 Minuten für:


Je hebt 3 min om: 

  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 31 - Diapositive

Was machen wir heute?


  • Lesefertigkeit: zusammenfassen

Slide 32 - Diapositive

Lernziele:
Je bent in staat om de kern uit een tekst te halen

Slide 33 - Diapositive

intensief en extensief lezen
extensief: lezen voor ons plezier; je leest niet om alles woord voor woord te begrijpen...

intensief: Je leest om een tekst inhoudelijk te begrijpen 

Slide 34 - Diapositive

Orienterend lezen
= Stap 1 van het stappenplan: hier begin je ALTIJD mee!!

- vertaal de titel
- bekijk de plaatjes en het onderschrift
- vertaal de tussenkopjes
- kijk naar opvallende dingen in de tekst (kaders, dikgedrukte/schuingedrukte woorden, getallen
-kijk naar wat voor soort tekst het is
- bedenk wat je al van het onderwerp weet

Slide 35 - Diapositive

twee extensieve leesstrategieën:
skimmen :
bij skimmen kijk je kort (maximaal een minuut) naar een tekst of alinea en haalt de belangrijkste informatie eruit. Daarna vertel je wat je gelezen hebt.

scannen: 
bij scannen ga je op zoek naar specifieke informatie n.a.v. een vraag (jaartal, naam, definitie). Je gaat vervolgens die vragen benantwoorden

Slide 36 - Diapositive

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     Ihr bekommt alle ein Teil eines Textes; ihr markiert die wichtige Wörter und 
                fasst den Text so gut wie möglich zusammen.
Wie?      in Gruppen von vier Personen: ieder neemt een stuk tekst door, markeert de
                kernwoorden en maakt een samenvatting. Je vertelt elkaar waar jouw stuk 
                tekst over gaat. Jullie moeten alle vier elkaars stukje tekst kunnen navertellen. 
                Klassikaal vertelt ieder de kern van een alinea van een ander, 
                zodat het verhaal uiteindelijk klopt. 
Hilfe?    Ik loop rond
Zeit?      25 Minuten
Fertig?  ieder vertelt waar het stuk tekst van een groepsgenoot over ging, zodat het
                uiteindelijk een goed lopend verhaal wordt verteld. 






Slide 37 - Diapositive

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 38 - Diapositive



Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächste Woche!


Slide 39 - Diapositive

uitleg:
Je schrijft een recensie over een product dat je gekocht hebt. Je kiest uit één van de drie producten op pagina 200.
Vertel:

- waarom je het gekocht hebt;
- wat de prijs is en wat de levertijd is;
- vertel wat je wel of niet bevalt aan dit product (2 dingen)
- vertel of je goed geholpen bent
- geeft aan of je het product aanbeveelt.

lever dit in op een A4!!!!

Hausaufgaben:  36 (seite 200 - 201)

Slide 40 - Diapositive