signaalwoorden spel opsomming, tegenstelling, voorbeeld

tekstdoel:

- informeren

- uitleg geven

- mening laten vormen

- overtuigen

- overhalen

- amuseren

tekstsoort:

- informerende tekst

- uiteenzettende tekst

- beschouwende tekst

- betogende tekst

- overhalende tekst

- amuserende tekst

Lezen (korte herhaling)
Een schrijver kiest een tekstdoel en en bijpassende tekstsoort.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

tekstdoel:

- informeren

- uitleg geven

- mening laten vormen

- overtuigen

- overhalen

- amuseren

tekstsoort:

- informerende tekst

- uiteenzettende tekst

- beschouwende tekst

- betogende tekst

- overhalende tekst

- amuserende tekst

Lezen (korte herhaling)
Een schrijver kiest een tekstdoel en en bijpassende tekstsoort.

Slide 1 - Diapositive

Lezen (korte herhaling)

Teksten zijn over het algemeen opgebouwd uit:

inleiding, middenstuk (kern) en slot.

 

In het middenstuk schrijft de schrijver in verschillende alinea's over het onderwerp van de tekst.

Slide 2 - Diapositive

Titel

inleiding:

- onderwerp aankondigen

- een kort, grappig verhaaltje (anekdote)

- een of meer vragen stellen

- de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen

middenstuk:

- alinea 1: deelonderwerp 1 (tussenkopje)

- alinea 2: deelonderwerp 2 (tussenkopje)

- alinea 3: deelonderwerp 3 (tussenkopje)

slot:

- een korte samenvatting van de tekst

- een conclusie van de tekst

- een advies


Slide 3 - Diapositive

Hoofdzaak, bijzaak, hoofdgedacht

- De belangrijkste zaken in een tekst noem je hoofdzaken. Meestal vind je de
  hoofdzaken in de kernzin van een alinea.


- Minder belangrijke zaken als uitleg, toelichting en voorbeelden noem je bijzaken


- Het belangrijkste dat de schrijver ons wil vertellen, samengevat in een zin.

Manieren om een tekst te lezen

- globaal

- orienterend

- intensief

- studerend

Slide 4 - Diapositive

signaalwoorden spel
Na dit spel heb je de signaalwoorden gezien, herkent en gekoppeld aan een tekstverband. 

Slide 5 - Diapositive

Het spel
-Elke rij speelt samen
- twee teamcaptains 
- iedereen krijgt +/- twee kaartjes

doel: alle kaartjes moeten verdeeld worden over de volgende tekstverbanden: opsomming, tegenstelling en voorbeeld
!!!zonder erbij te spreken!!!

Slide 6 - Diapositive

Het spel
- We spelen om de beurt
- geen gebruik van boeken of internet
- We spelen om snelheid en het aantal goede antwoorden
- nakijken als alle groepen geweest zijn
- praten tijdens de opdracht levert minpunten op

Slide 7 - Diapositive

het spel
Elke rij heeft 1 minuut om afspraken te maken;

denk aan: - gebaren (handen, voeten, ogen, knikken etc)

Slide 8 - Diapositive

Succes!
opsomming

tegenstelling

voorbeeld

Slide 9 - Diapositive

tekstverband -> opsomming
Er worden verschillende dingen achter elkaar genoemd.

Je herkent dit verband aan de volgende signaalwoorden:
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen....maar ook, ten eerste , ten tweede 

Slide 10 - Diapositive

tekstverband -> tegenstelling
Na een uitspraak wordt meteen het tegenovergestelde beweerd.

Je herkent een tegenstelling aan de volgende signaalwoorden:
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds...anderzijds, daar staat tegenover

Slide 11 - Diapositive

tekstverband -> voorbeeld
Een uitspraak wordt gevolgd door een of meerdere voorbeelden.

Je herkent een voorbeeld aan de volgende signaalwoorden:
bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

benodigdheden:
kaartjes met alle tekstverbanden uit het boek
blad waar alle kaartjes op verzameld kunnen worden, zodat er aan het eind geteld kan worden. 
bord: lln bijhouden van score

Slide 14 - Diapositive