Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Kapitel 3:les 11 februari Aufgabe 55/57 Lektion 5voeg- en bijwoorden
Deutschstunde 11. Februar
öffne dein
Handbuch Nummer 33
Öffne dein Buch auf Seite 136
1 / 44
suivant
Slide 1:
Diapositive
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Cette leçon contient
44 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Deutschstunde 11. Februar
öffne dein
Handbuch Nummer 33
Öffne dein Buch auf Seite 136
Slide 1 - Diapositive
Was machen wir heute?
Lesen
--> stukje grammatica = uitleggen en oefenen
Aufgaben: Lektion 5
Lernziele:
Ihr kennt verschiedene
Konjunktionen und Adverbien
Slide 2 - Diapositive
Lesen, Aufgabe 54, Seite 136
timer
10:00
Slide 3 - Diapositive
Was machen wir heute?
--> Grammatik = uitleggen en oefenen
--> Lektion 6: Schreiben
Lernziele:
Ihr kennt verschiedene
Konjunktionen und Adverbien
Slide 4 - Diapositive
Wat is een voegwoord?
(= Konjunktion)
Slide 5 - Carte mentale
Nenne zwei deutsche
Konjunktionen
(= voegwoord)
Slide 6 - Carte mentale
Konjuktionen (voegwoorden) .....
Verbinden zinsdelen, zinnen en woorden met elkaar.
Onderschikkend = hoofdzin + bijzin
Nevenschikkend = hoofdzin + hoofdzin
Slide 7 - Diapositive
Adverbien (bijwoorden) sind....
woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of (soms) een zelfstandig naamwoord nader bepalen.
-> geven meer informatie
Slide 8 - Diapositive
Adverbien (bijwoorden) sind....
woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of (soms) een zelfstandig naamwoord nader bepalen.
-> geven meer informatie
Slide 9 - Diapositive
wanneer
wann --> als het om tijd gaat
wenn --> als het om een voorwaarde gaat
Slide 10 - Diapositive
Niemand weiß, __________ der Krieg von Russland vorbei ist.
A
wenn
B
wann
Slide 11 - Quiz
_________ es morgen nicht regnet, gehe ich zu Fuß.
A
Wenn
B
Wann
Slide 12 - Quiz
_________ ich 18 bin, werde ich mit meinem Vater ein Glas Wein trinken.
A
Wenn
B
Wann
Slide 13 - Quiz
__________ ist die Reise nach Berlin?
A
Wann
B
Wenn
Slide 14 - Quiz
Toen
als --> op een specifiek moment
damals --> in de betekenis van "vroeger"
Slide 15 - Diapositive
___________ ich 16 wurde, war Biden der amerikanische Präsident.
A
Als
B
Damals
Slide 16 - Quiz
________ gab es noch kein Handy oder Internet.
A
Als
B
Damals
Slide 17 - Quiz
Ich bin geboren, ___________ meine Mutter 32 Jahre alt war.
A
als
B
damals
Slide 18 - Quiz
Of
oder --> een keuze uit twee alternatieven.
ob --> geen keuze uit twee of meer alternatieven
entweder ... oder --> het een of het ander (of... of...)
Slide 19 - Diapositive
Weißt du, _________ wir morgen eine Fahrradtour machen werden?
A
oder
B
ob
C
entweder ... oder
Slide 20 - Quiz
Ich weiss nicht, _________ er kommen wird.
A
oder
B
ob
C
entweder ... oder
Slide 21 - Quiz
Möchtest du ________?
A
Käse oder Wurst
B
entweder Wurst oder Käse
C
Käse ob Wurst
Slide 22 - Quiz
anders
anders --> op een andere manier
sonst --> in andere gevallen
Slide 23 - Diapositive
Ihr musst für die Prüfung lernen, _______ bekommt ihr eine schlechte Note.
A
anders
B
sonst
Slide 24 - Quiz
Es funktioniert nicht, vielleicht solltest du etwas ________ probieren.
A
anders
B
sonst
Slide 25 - Quiz
dat
das = het --> als lidwoord (onzijdig)
das = dat --> als betrekkelijk voornaamwoord; het slaat terug op een onzijdig zelfstandig naamwoord.
dass = dat --> voegwoord (slaat niet terug op een zelfstandig naamwoord)
Slide 26 - Diapositive
Das Fenster, ______ kaputt war ist gestern repariert worden.
A
das (lidwoord)
B
das (betrekkelijk voornaamwoord)
C
dass
Slide 27 - Quiz
_________ Haus ist sehr schön.
A
Das (lidwoord)
B
Das (betrekkelijk voornaamwoord)
C
Dass
Slide 28 - Quiz
Ich weiß, ______ du das Fester reparieren kannst.
A
das (lidwoord)
B
das (betrekkelijk voornaamwoord)
C
dass
Slide 29 - Quiz
Hast du_________ Handy von Ties gesehen?
A
Das (lidwoord)
B
Das (betrekkelijk voornaamwoord)
C
Dass
Slide 30 - Quiz
maar
maar
aber --> bij een beperking
sondern --> bij een tegenstellig na een ontkenning
nur --> in de betekenis van 'slechts'
niet alleen ... maar ook
nicht nur ... sondern auch --> bij een toevoeging
Slide 31 - Diapositive
Die Aufgabe kostet dir _________ 10 Minuten.
A
aber
B
sondern
C
nur
Slide 32 - Quiz
Dieses Auto ist nicht langsam, _______ schnell.
A
aber
B
sondern
C
nur
Slide 33 - Quiz
Welcher deutsche Satz ist richtig?
A
Er fährt nach Deutschland, aber auch nach Spanien.
B
Er fährt nach Deutschland, sondern auch nach Spanien.
C
Er fährt nicht nur nach Deutschland sondern auch nach Spanien.
Slide 34 - Quiz
Er wollte kommen, _________ sein Auto ist kaputt..
A
aber
B
sondern
C
nur
Slide 35 - Quiz
Er ist nicht dumm _______ schlau.
A
aber
B
sondern
C
nur
Slide 36 - Quiz
dan
dann --> daarna, dan, in dat geval (voorwaarde, volgorde verwijzing naar tijd, kan beklemtoond worden)
denn --> dan toch (altijd zonder klemtoon)
Slide 37 - Diapositive
Erst waschen und ______ ins Bett.
A
dann
B
denn
Slide 38 - Quiz
Und _____ hast du gesagt. "Ich mache das"
A
dann
B
denn
Slide 39 - Quiz
Hattest du _______ soviel Geld?
A
dann
B
denn
Slide 40 - Quiz
Slide 41 - Diapositive
Na deze uitleg,
wil ik...
A. de uitleg nog 1 keer horen
B. meer oefeningen maken
C. de leerstof thuis nog even bekijken
D. verder met andere leerstof
nog iets anders
Slide 42 - Sondage
Nog iets anders, namelijk...
Slide 43 - Question ouverte
Hausaufgaben
Macht
Aufgabe 55,56 und 57, S.137-138
Lernen Lernbox Lektion 5
Slide 44 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
H4 - Woche 4 - Stunde 1
Février 2021
- Leçon avec
12 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
Adverbien und Konjunktionen
Janvier 2022
- Leçon avec
34 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
25 februari: Kapitel 3: Aufgabe Lektion 4 voegwoorden
Février 2024
- Leçon avec
50 diapositives
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
H4 Hausaufgaben Woche 11
Mars 2023
- Leçon avec
33 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H4 Woche 11
Mars 2024
- Leçon avec
34 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
4V - Les 7 P2 : Konjunktionen und Abverbien
Janvier 2022
- Leçon avec
41 diapositives
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
4V - Les 7 P2 : Konjunktionen und Abverbien
Janvier 2025
- Leçon avec
41 diapositives
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
V4 15.03.2022 Wiederholung Zahlen
Mars 2022
- Leçon avec
34 diapositives
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4