SO schrijven

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

1. Welke soort publiek schrijf je een krantenartikel?

1. breed publiek
2. gespecialiseerd publiek
3. klein publiek / een groep / persoon
4. internationaal publiek

2. Wat voor schrijfdoel heeft een kinderboekenschrijver?

1. informeren
2. amuseren
3. overhalen
4. overtuigen

3. Een informerende tekst heeft de 5W en 1H opbouw?

1. juist
2. niet juist

4. Een informerende tekst heeft de 5W en 1H opbouw, dit staat voor?

1. wie, wat, waar, welke , waarom en hoe
2. wie, wat wanneer, waardoor welke en hoe
3. wie, wat, want, wanneer, waarom en hoe
4. wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe

5. Een stukje tekst waarin je kort antwoord geeft op alle 5W en 1H vragen heet:

1. een alinea
2. de afronding
3. de inleiding
4. de titel

6. In een alinea geef je antwoord op een van de 5W en 1H vragen

1. juist
2. onjuist

7. Waar moet je niet op letten als je een tekst schrijft

1. gebruik geen afkortingen
2. hoofdletters en leestekens
3. Sla na iedere regel een stukje over
4. gebruik niet te moeilijke woorden en maak geen lange zinnen

8. Waar komt er verplicht een komma in een email

1. na de aanhef
2. achter je eigen naam
3. na het onderwerp
4. er komt nergens een verplichte komma

9. Wat schrijf je in de onderwerpregel van een e-mail?

1. de naam van de persoon die je mailt
2. waar je mail overgaat
3. je eigen naam
4. de datum van verzending

10. een alinea is hetzelfde als een deelonderwerp

1. juist
2. onjuist