Herhaling Thema 7 2TL

Herhaling Thema 7
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling Thema 7

Slide 1 - Diapositive

Wat is absolute afstand?
A
De afstand die je meet in een rechte lijn
B
De afstand die je meet in kilometers
C
De afstand die je meet door erheen te vliegen
D
De afstand die je meet in reistijd

Slide 2 - Quiz

Wat is relatieve afstand ook alweer?
A
De afstand die je meet in een rechte lijn
B
De afstand die je meet in kilometers
C
De afstand die je meet door erheen te vliegen
D
De afstand die je meet in reistijd

Slide 3 - Quiz

Wat betekent bruto nationaal product:
A
wat alle mensen in een land samen uitgeven.
B
wat alle mensen in een land samen verdienen.
C
wat alle mensen samen in een land verkopen
D
wat alle mensen in een land samen geven.

Slide 4 - Quiz

BNP staat voor:
A
Bruto nationaal product
B
Bruto Nederlands product
C
Bruto noemenswaardig product

Slide 5 - Quiz

Welk begrip is dit:
'Gebied waar een bedrijf zijn producten en diensten verkoopt'
A
Consument
B
Milieuheffing
C
Winstmarkt
D
Afzetmarkt

Slide 6 - Quiz

Wat wordt hier beschreven: de hoogte van de lonen en de opleiding van het personeel
A
bruto nationaal product (bnp)
B
lagelonenlanden
C
milieuheffing
D
een locatiefactor

Slide 7 - Quiz

Wat is een consument?
A
Iemand die goederen maakt
B
Iemand die goederen en diensten koopt
C
Iemand die werkt voor geld
D
Iemand die vrijwilligerswerk doet

Slide 8 - Quiz

Wat betekent een locatiefactor?
A
Waarom een school zich in de stad of in een dorp vestigt.
B
Waarom mensen naar een bepaald land op vakantie willen.
C
Waarom een bedrijf zich op een bepaalde plek vestigt.
D
Waarom voertuigen op een bepaalde plek worden verkocht.

Slide 9 - Quiz

Wat is geen locatiefactor waar een bedrijf naar kijkt voor de vestiging van een hoofdkantoor?
A
Aanwezigheid van een stabiele regering
B
Opleiding van het personeel
C
Aanwezigheid van concurrenten
D
Aanwezigheid van goede wegen

Slide 10 - Quiz

Wat zijn locatiefactoren?
A
Dat zijn fabrieken met steenkool.
B
Voordelen van bedrijven die dicht bij elkaar zitten.
C
Dat zijn groepen mensen die producten kopen.
D
Redenen waarom een bedrijf zich op een plek wil vestigen.

Slide 11 - Quiz

Wat zijn diensten?
A
werken in de industrie
B
werk waarbij je mensen helpt zoals in winkels en ziekenhuizen
C
werken in de landbouw

Slide 12 - Quiz

Een werkgever is iemand die
A
Mensen in dienst heeft.
B
In dienst is bij iemand.
C
Op zoek is naar werk.
D
Niet wil werken.

Slide 13 - Quiz


Wat is concurrentie?
A
Proberen een tegenstander uit te schakelen door de prijzen zo laag mogelijk te houden.
B
Proberen met zo hoge prijzen zoveel mogelijk klanten te krijgen.
C
Proberen met zo lage prijzen zoveel mogelijk producten te verkopen.
D
Strijd om zoveel mogelijk producten te verkopen en klanten te krijgen.

Slide 14 - Quiz

Wat is een afzetmarkt?
A
Een gebied waar een bedrijf zijn goederen of diensten verkoopt.
B
Een regio waar veel toeristen naartoe gaan.
C
Een gebied waar bedrijven zich willen vestigen.
D
Een regio waar veel groeilanden zijn.

Slide 15 - Quiz

Wat is BNP/hoofd:
A
Bruto Nationaal Product
B
Alles wat in een jaar in een land verdiend wordt gedeeld door het aantal inwoners
C
Een product dat in een land gemaakt wordt
D
Het tegenovergestelde van Netto Product

Slide 16 - Quiz

De BRIC-landen zijn:
A
Brazilië, Rusland, Ijsland en China
B
Bali, Rusland, India en Colombia
C
Brazilië, Rusland, India en China
D
Brazilië, Roemenië, Indonesië en China

Slide 17 - Quiz

Leg uit waarom afstand tegenwoordig minder belangrijk is dan vroeger.

Slide 18 - Question ouverte

Leg in je eigen woorden uit wat relatieve afstand is

Slide 19 - Question ouverte

Geef twee voorbeelden van locatiefactoren

Slide 20 - Question ouverte