Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Kerstles - clase de Navidad
CLASE DE NAVIDAD
Slide 2 - Diapositive
Objetivo
Al final de la clase sé cuáles son las tradiciones de navidad en España
Slide 3 - Diapositive
¿Qué significa la Navidad para ti?
Slide 4 - Carte mentale
¿Qué sabes de la Navidad en España?
Slide 5 - Carte mentale
La Navidad en España
La Navidad dura dos semanas y las fiestas más importantes son:
La Lotería
Nochebuena = kerstavond
Navidad = Kerstmis (25 dec)
Oudjaarsavond
Reyes Magos
Slide 6 - Diapositive
¿Qué significa ''GORDO''
A
DUN
B
DIK
C
LANG
D
KORT
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
¿Qué es el Gordo en España?
A
La lotería más grande del año
B
Un árbol de Navidad muy grande
C
Papa Noel
Slide 9 - Quiz
El Gordo
De trekking van El Gordo is elk jaar op 22 december. Deze trekking is een grootschalige gebeurtenis die live op televisie wordt uitgezonden en door miljoenen mensen in heel Spanje wordt bekeken. Het duurt enkele uren en het is een groot feest vol met traditie
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
el 22 de diciembre
el 06 de enero
el 01 de enero
el 24 de diciembre
el 25 de diciembre
El 05 de enero
el 31 de diciembre
La lotería de la navidad
Navidad
Nochebuena
Nochevieja
El año nuevo
Día de reyes
Los reyes magos/ fin de navidad
Slide 12 - Question de remorquage
Slide 13 - Vidéo
Un vídeo de Tío Spanish
Apunta las palabras (relacionadas a la Navidad) en tu cuaderno
Escribe también la traducción
Slide 14 - Diapositive
El Tío Spanish ___ (versiert) su casa con un árbol de Navidad, unas bolas, guirnaldas, luces y muchos otros adornos.
Slide 15 - Question ouverte
Belén significa...
A
kerstmis
B
kribbe
C
kerststal
D
kerstavond
Slide 16 - Quiz
Welk figuur noemt Tío Spanish NIET (maar zie je wel vaak in een belén)?
A
de drie wijzen uit het oosten
B
engeltjes
C
herders
D
kamelen
Slide 17 - Quiz
El 24 de diciembre, los españoles (cenar)___, (comer)___ turrón, (brindar)___ con champán, (cantar) ___ villancicos y (tocar)___ la pandereta y la zambomba.
Slide 18 - Question ouverte
De Kerstman heet in het Spaans Papá Noel, maar Spaanse kinderen krijgen hun cadeautjes niet van hem, maar van...
A
de Drie Koningen
B
los Reyes Magos
C
Melchor, Gaspar & Baltasar
D
Sinterklaas
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Vidéo
Wat is 'Nochevieja'?
A
el 31 de diciembre
B
el 24 de diciembre
C
el 5 de enero
D
El 6 de enero
Slide 21 - Quiz
Met welk feest kan je het feest van Reyes Magos vergelijken
A
Sinterklaas
B
Moederdag
C
Valentijnsdag
D
1 april
Slide 22 - Quiz
Hoe heten de 3 koningen?
A
Rudolf, Ramón y Pedro
B
Melchor, Gaspar y Baltasar
C
Oviedo, León y Toledo
D
Rocinante, Babieca y Américo
Slide 23 - Quiz
Wat dragen Spanjaarden op oudjaarsdag voor geluk in het nieuwe jaar?
A
een hoedje
B
rode onderbroek
C
groene jas
D
hun gele vlag om hun schouders
Slide 24 - Quiz
Elke klokslag eten ze een...
A
druif
B
boontje
C
churro
D
tapa
Slide 25 - Quiz
Hoe wens je iemand een fijne kerst in het Spaans?
Slide 26 - Question ouverte
Slide 27 - Vidéo
¿Qué comen los neerlandeses en Navidad?
Slide 28 - Question ouverte
el vocabulario
el belén, José, María y el niño Jesús, los ángeles
el árbol de Navidad
las bolas y campanas
los adornos
los turrones
los villancicos
Slide 29 - Diapositive
"Feliz Navidad, feliz Navidad, feliz Navidad________ año y felicidad"
A
Prospero
B
Bueno
C
Grande
D
Amor
Slide 30 - Quiz
¿Cuantos Reyes Magos hay?
A
5
B
4
C
3
D
6
Slide 31 - Quiz
¿Cómo se llaman los tres Reyes Magos?
A
Rudolf, Ramón y Pedro
B
Melchor, Gaspar y Baltasar
C
Oviedo, León y Toledo
D
Rocinante, Babieca y Américo
Slide 32 - Quiz
Wat doen ze in Spanje net voor 12 uur 's nachts op 31 december?
A
Ze kussen elkaar
B
Ze open de Cava fles
C
Ze eten 12 druiven op de laatste 12 seconden
D
Ze eten tapa's
Slide 33 - Quiz
Las doce uvas de suerte
In Spanje eet je met oud-en nieuw 1 druif tijdens elke klokslag (in totaal 12 klokslagen).
Soms met succes maar vaak echter zonder succes want gemakkelijk is het niet. (Tío Spanish)