4M tips '24 open Q.

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

General pointers 'open vragen'

To help you out!

Do you start by reading the questions or do you read the text first?

1. Questions first
2. Text first

Read the questions first

• Begin altijd met het lezen van de vragen, niet met het lezen van de tekst
• Terwijl je door de vragen heengaat lees je toch al de tekst bij het beantwoorden
• Scheelt tijd

When do you look up a word in the dictionary?

Dictionaries

• Kijk eerst: betekenis uit de context?
• Dan: is het woord essentieel voor begrijpen vraag/tekst?
• Alleen als dat zo is zoek je het woord op
  
• Woorden opzoeken kost veel tijd. Je kunt dit niet te vaak doen.

How much time do you have per question on the exam?

Do you normally bring a marker
to reading tests?

1. Yes
2. No
3. No, but I know I should

What are things you
should highlight?

Highlighting information

• Exam idiom (signaalwoorden)

-> Answers often can be found near them
-> Show the connections between paragraphs and within the text

-> A colon (:) is often also a pointer: examples or clarification follow it 

• Names and phrases

-> Of people or companies you're on the lookout for,

-> Or sentences mentioned in the question you're answering

Exam structure

First few texts: easier (often, first 2 texts are very short)

Middle texts: hardest (usually longest too)

Last few texts: easier (last text is usually a scan text - you don't need to read everything)

First steps with every text

• What's the (con)text about?
• What's the tone/'grote lijn'?
• Check if questions provide you with extra information

Reading strategy: 

open questions

3 types open vragen

• Citeren (ENGELS)

1. Woord
2. Zin
   
3. Zinsdeel
   

• Zelf formuleren (NEDERLANDS)

• Verwijzen alinea (nummer)

Citeren

• Staat letterlijk in de tekst

• ALTIJD IN HET ENGELS

• Zinsdeel:

‘...fans at the training session alerted staff…’
Let op dat je bij een zinsdeel alleen het relevante deel van de zin citeert, 

dus niet een volledige zin! Teveel citeren = fout.

• Eerste twee + laatste twee woorden:

‘The champion… of trophies’