Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
BS 4: De iris en de ooglens
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
* Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil
regelt.
* Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld
ontstaat
Slide 2 - Diapositive
Je ogen passen zich voortdurend aan: de ene keer kijk je naar iets dichtbij en een andere keer kijk je naar iets ver weg.
Ook heb je je hersenen nodig om iets goed te kunnen zien: hier wordt de informatie verwerkt.
Slide 3 - Diapositive
De pupilreflex
Door de pupilreflex wordt het netvlies beschermd tegen te fel licht. De spiertjes in de iris trekken samen, waardoor de pupil kleiner of groter wordt.
Slide 4 - Diapositive
De pupilreflex
Het groter en kleiner worden van de pupil noemen we de pupilreflex
Rondom de pupil lopen kringspieren: als die zich samentrekken wordt de pupil kleiner
(veel licht)
Van de pupil naar de buitenkant van de iris lopen straalsgewijze spieren of lengtespieren: als die zich samentrekken wordt de pupil groter. (weinig licht)
Slide 5 - Diapositive
Samen lezen
blz. 202
Slide 6 - Diapositive
Veraf zien
Om veraf scherp te kunnen zien moet de lens zo plat mogelijk zijn.
Als de kringspieren ontspannen duwt het glasachtig lichaam van binnenuit tegen de kringspier, waardoor de lensbandjes uitrekken en de lens platter wordt.
Zo kun je dingen in de verte scherp zien.
Slide 7 - Diapositive
Samen lezen
blz. 203
Slide 8 - Diapositive
Dichtbij zien
Als de kringspieren samentrekken wordt de opening kleiner en de lensbandjes verslappen.
De lens wordt daardoor minder uitgerekt en dus boller.
Daardoor kun je een voorwerp dat dichtbij is scherp zien.
Slide 9 - Diapositive
Accommoderen
Accommoderen is het aanpassen van de bolling van de ooglens.
De lens past zich voortdurend aan zodat je het ene moment dichtbij scherp kan zien (bolle lens) en het andere moment veraf (platte lens)
Door te accommoderen wordt bij elke afstand een scherp beeld gevormd op het netvlies.
Slide 10 - Diapositive
De pupil wordt ...... bij weinig licht
A
kleiner
B
groter
Slide 11 - Quiz
Wat gebeurt er met lichtstralen wanneer ze door de bolle lens gaan?
A
Ze buigen naar elkaar toe
B
Ze buigen van elkaar af
C
Ze blijven netjes rechtdoor gaan
D
Ze worden geabsorbeerd
Slide 12 - Quiz
Hoe noem je het constant veranderen van de sterkte van de ooglens?
A
scherpstellen
B
samentrekken
C
accommoderen
D
zoomen
Slide 13 - Quiz
Aan de slag
Lees basisstof 4: de iris en de ooglens
Maak van basisstof 4: opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7
timer
10:00
Slide 14 - Diapositive
is een prikkel voor het oog.
Geluid is de prikkel voor je .
In een zintuigcel wordt de omgezet in een
oor
licht
impuls
prikkel
Slide 15 - Question de remorquage
Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies
Vangt lichtprikkels op
Beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Slide 16 - Question de remorquage
Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
oogzenuw
lens
Glasachtig lichaam
Slide 17 - Question de remorquage
Lengtespieren
Kringspieren
Slide 18 - Question de remorquage
De zwakste prikkel die een impuls veroorzaakt heet de ...
A
Adequate prikkel
B
Gewenning
C
Drempelwaarde
D
Zintuig
Slide 19 - Quiz
Basisstof 5 Het netvlies
Leerjaar 3
Mevrouw Rottier & Mevrouw van Brakel
Slide 20 - Diapositive
Leerdoelen
11.5.1 Je kunt de bouw en de werking van het netvlies beschrijven.
Slide 21 - Diapositive
Netvlies
In je netvlies liggen de zintuigcellen van het oog
Slide 22 - Diapositive
Het oog - netvlies
Je netvlies is bedekt met zintuigcellen:
kegeltjes en staafjes.
Slide 23 - Diapositive
Zintuigcellen
Je netvlies bestaat uit twee lagen. Een laag met zenuwcellen en een laag met zintuigcellen.
Laag van zenuwcellen liggen tegen het glasachtig lichaam aan.
Laag van de zintuigcellen ligt tegen het vaatvlies aan.
Slide 24 - Diapositive
Zintuigcel 1: Kegeltjes
Kegeltjes zijn voor het waarnemen van kleuren.
(Ezelsbruggetje: K van Kegeltjes is de K van ... juist kleur!)
Kegeltjes werken alleen bij veel licht. In de gele vlek liggen de meeste kegeltjes!
Slide 25 - Diapositive
Zintuigcel 2: Staafjes
Met de staafjes zie je zwart, wit en grijstinten. Staafjes werken bij weinig licht, dus ‘s avonds en ‘s nachts.
Staafjes liggen niet in de gele vlek maar op de rest van het netvlies.
De zintuigcellen in een oog worden gevoeliger voor lichtprikkels als er bijna geen licht meer is.
0-10 min = in het donker zien neemt langzaam toe.
20 min = in het donker kun je al goed zien.
60 min =ogen helemaal aangepast aan de geringe hoeveelheid licht.
Slide 26 - Diapositive
Staafjes en kegeltjes
Slide 27 - Diapositive
Staafjes
Staafjes zie je alleen zwart en wit
S van staafjes is de S van Snachts!)
Slide 28 - Diapositive
Met staafjes
Met kegeltjes
Slide 29 - Diapositive
Kleurenblind
Werken de kegeltjes niet goed
Veel voorkomende: Roodgroen kleurenblindheid
Dan zie je geen getallen in de afbeelding
Slide 30 - Diapositive
Kleurenblindheid
Linksonder; rood kleurenblind
Rechtsonder; groen kleurenblind
Slide 31 - Diapositive
Zenuwcellen
De laag zenuwcellen ligt tegen het glasachtig lichaam aan.
geleiden impulsen vanaf staafjes/kegeltjes naar de hersenen.
Uitlopers verlaten oog via de oogzenuw.
- op deze plek liggen geen zintuigcellen --> blinde vlek