Woordenschat thema Amsterdam

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent: de architectuur
A
De temperatuur
B
Bouwen
C
Het avontuur
D
De bouwkunst

Slide 2 - Quiz

Wat betekent: authentiek
A
Hoe de toekomst eruit ziet.
B
Hoe iets echt is.
C
Oorspronkelijk, hoe het vroeger was.
D
Echtheid, hoe het nu is.

Slide 3 - Quiz

Wat betekent: berucht
A
Erg bekend door een vervelende eigenschap.
B
Niet bekent door een vervelende eigenschap.
C
Erg bekend door een goede eigenschap.
D
Niet bekend door een goede eigenschap.

Slide 4 - Quiz

Wat betekent: het dialect
A
Straattaal
B
De taal die mensen in een streek spreken.
C
De Nederlandse taal.
D
Direct.

Slide 5 - Quiz

Wat betekent: eeuwenoud
A
Meer dan 100 jaar oud.
B
Meer dan 10 jaar oud.
C
Meert dan 1000 jaar oud.
D
Meer dan 1 miljoen jaar oud.

Slide 6 - Quiz

Wat betekent: exclusief
A
extra
B
Het hoort erbij.
C
Zonder
D
Hetzelfde

Slide 7 - Quiz

Wat betekent: de gevel
A
De achterkant van een gebouw.
B
De voorkant van een gebouw.
C
De zijkant van een gebouw.
D
De binnenkant van een gebouw.

Slide 8 - Quiz

Wat betekent: de
grachtengordel
A
Een sloot.
B
Water buiten de stad.
C
Grachten die in een halve cirkel om het centrum zijn gebouwd.
D
Je riem in een auto.

Slide 9 - Quiz

Wat betekent: hedendaags
A
Modern in de toekomst.
B
Mode in het verleden.
C
Alle dagen
D
Modern, van nu.

Slide 10 - Quiz

Wat betekent: historisch
A
Van vroeger.
B
Van nu.
C
Grappig.
D
De toekomst.

Slide 11 - Quiz

Wat betekent: internationaal
A
Waar verschillende provincies mee te maken hebben.
B
Waar verschillende landen mee te maken hebben.
C
Waar verschillende continenten mee te maken hebben.
D
waar verschillende mensen mee te maken hebben.

Slide 12 - Quiz

Wat betekent: joods
A
Het joodse volk

Slide 13 - Quiz

Wat betekent: levendig
A

Slide 14 - Quiz

Wat betekent: het monument
A

Slide 15 - Quiz

Wat betekent: nationaal
A

Slide 16 - Quiz

Wat betekent: oorspronkelijk
A

Slide 17 - Quiz

Wat betekent: reserveren
A

Slide 18 - Quiz

Wat betekent: slenteren
A

Slide 19 - Quiz

Wat betekent: statig
A

Slide 20 - Quiz

Wat betekent: het tarief
A

Slide 21 - Quiz