1hv GL chapitre 2 vertaalzinnen heel hoofdstuk 2

1hv: Vertaalzinnen chapitre 2
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

1hv: Vertaalzinnen chapitre 2

Slide 1 - Diapositive

Traduisez:
Heeft u de rekening?

Slide 2 - Question ouverte

Traduisez:
Ik begrijp het niet.

Slide 3 - Question ouverte

Traduisez:
Ik wil graag de friet.

Slide 4 - Question ouverte

Traduisez:
Ik zoek de bakkerij niet.

Slide 5 - Question ouverte

Traduisez:
Hoeveel kost dat?

Slide 6 - Question ouverte

Traduisez:
Waar zijn de stokbroden?

Slide 7 - Question ouverte

Traduisez:
Wij zoeken de markt.

Slide 8 - Question ouverte

Traduisez:
Kun jij niet komen?

Slide 9 - Question ouverte

Traduisez:
Zij (man) bereiden het hoofdgerecht.

Slide 10 - Question ouverte

Traduisez:
Voor mij dertig (in letters) croissants.

Slide 11 - Question ouverte

Traduisez:
Voor mij dertig croissants

Slide 12 - Question ouverte

Traduisez:
J'aime faire les courses avec un copain.

Slide 13 - Question ouverte

Traduisez:
Demain j'ai un rendez-vous important avec mon grand-père.

Slide 14 - Question ouverte

Traduisez:
We houden niet van ijs.

Slide 15 - Question ouverte

Traduisez:
Ik neem een koffie.

Slide 16 - Question ouverte

Traduisez:
ik zou graag frites willen

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal: Jullie houden van

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal: Ils cherchent la plage

Slide 19 - Question ouverte

Lie les mots français aux images.
Koppel de Franse woordjes aan de plaatjes.
Dit zijn allemaal werkwoord op -er.
manger
chercher
adorer
rentrer
demander
payer

Slide 20 - Question de remorquage

'Eten' is in het Frans 'manger'
Waar
Niet waar

Slide 21 - Sondage

de ontkenning 
ne ... pas
en andere ontkenningen

Slide 22 - Diapositive

De ontkenning
Maak de volgende zinnen ontkennend:
Vous parlez français.
Nous habitons à Paris
Je suis néerlandais.

Slide 23 - Diapositive

Wat is het werkwoord in deze zin?
Tu as un chien.

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het werkwoord in de zin?
J'aime la pizza.

Slide 25 - Question ouverte

bevestigend
ontkennend
j'adore la pizza
ils n'aiment pas la pizza
vous préférez le pain
tu n'habites pas à Amsterdam
je cherche mon livre

Slide 26 - Question de remorquage

Maak de zin ontkennend. (sleep blauw naar rood)
timer
1:30
Je
n'
aime
pas
la viande
1
2
3
4
5

Slide 27 - Question de remorquage

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Je travaille.  
ne'
pas
travaille
je

Slide 28 - Question de remorquage

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Nous parlons allemand.  
ne
pas
nous
allemand
parlons

Slide 29 - Question de remorquage

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Nous cherchons les cadeaux.  
ne
pas
cadeaux
nous
les
cherchons

Slide 30 - Question de remorquage

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.
A
Ce n'est pas ici
B
Elle ne mange pas.
C
Chloé ne pas regarde
D
Nous ne trouvons pas

Slide 31 - Quiz

Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?
A
Ce n'est pas
B
Ce ne est pas
C
C'est ne pas
D
C'n'est pas

Slide 32 - Quiz


Maak ontkennend:
Simon habite à Orléans.
A
Simon ne habites pas à Orléans
B
Simon n' habites pas à Orléans
C
Simon ne habite pas à Orléans
D
Simon n' habite pas à Orléans

Slide 33 - Quiz