Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
afronden opdracht 2, blz 97
nakijken startopdracht, blz 98
Slide 1 - Diapositive
opdracht 2
blz 97
zin 5
Slide 2 - Diapositive
5. bij ... nieuwe
timer
0:20
Slide 3 - Question ouverte
wat is het antecedent van haar?
timer
0:20
Slide 4 - Question ouverte
overwerken, ... haar
timer
0:20
Slide 5 - Question ouverte
wat is het antecedent van wat?
timer
0:20
Slide 6 - Question ouverte
6. dvd, ... van
timer
0:20
Slide 7 - Question ouverte
wat is het antecedent van die?
timer
0:20
Slide 8 - Question ouverte
zou ... maar
timer
0:20
Slide 9 - Question ouverte
wat is het antecedent van hem/die/deze?
timer
0:20
Slide 10 - Question ouverte
aan ... teruggeven
timer
0:20
Slide 11 - Question ouverte
wat is het antecedent van hen?
timer
0:20
Slide 12 - Question ouverte
7. want ... stond
timer
0:20
Slide 13 - Question ouverte
wat is het antecedent van dat?
timer
0:20
Slide 14 - Question ouverte
op ... verlanglijstje
timer
0:20
Slide 15 - Question ouverte
wat is het antecedent van haar?
timer
0:20
Slide 16 - Question ouverte
8. zijn, ... hij
timer
0:20
Slide 17 - Question ouverte
wat is het antecedent van op wie?
timer
0:20
Slide 18 - Question ouverte
startopdracht
blz 98
Slide 19 - Diapositive
Startopdracht
b Bjorn scheert het schaap.
d Leonie schaamt ?
In de b-zin kun je zich vervangen, maar in de d-zin niet. Bij scheren kun je een lijdend voorwerp invullen, maar bij schamen niet: dat heeft betrekking op het onderwerp.
Slide 20 - Diapositive
wederkerend en wederkerig voornaamwoord
weder betekent weer/terug
wederkerend is dus: terugkerend
wederkerend: zich (me, je, zich, ons, je, zich)
Slide 21 - Diapositive
zich scheren: toevallig wederkerend ( je kan ook iemand anders scheren)
zich schamen: verplicht wederkerend (je kan niet iemand anders schamen)
Slide 22 - Diapositive
wederkerig: elkaar, mekaar, elkander, mekander
elkaar is de formele vorm. De andere vormen zijn spreektaal.