vwo2- C.5-§4-wederkerig en wederkerend vnw

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Ca. 15 minuten stil lezen
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas

Slide 2 - Diapositive

vwo2- C.5-§4-wederkerig en wederkerend vnw
Bekijk de volgende zin:
Julie en Isra beschuldigen elkaar ervan dat ze zich bij het groepswerk te weinig inzetten.
In een wederkerig of een wederkerend voornaamwoord zie je het onderwerp ‘wederkeren’ (terugkomen). 

In de voorbeeldzin is elkaar een wederkerig voornaamwoord (wedig.vnw). Het Nederlands heeft er maar één: elkaar. Soms wordt het geschreven als mekaar of elkander.

Slide 3 - Diapositive

vwo2- C.5-§4-wederkerig en wederkerend vnw
Julie en Isra beschuldigen elkaar ervan dat ze zich bij het groepswerk te weinig inzetten.


In de voorbeeldzin is zich een wederkerend voornaamwoord (wed.vnw). Het komt voor bij wederkerende werkwoorden: zich schamen, zich voornemen. Welk wederkerend voornaamwoord (vet) je gebruikt, hangt dus af van het onderwerp (onderstreept):

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Verplicht wederkerende werkwoorden hebben altijd een wed.vnw bij zich (zich vergissen, zich schamen):


– Wij vergisten ons in het perron, zodat we in de verkeerde trein stapten.
– Ik schaamde me voor die botte opmerking.

Slide 6 - Diapositive

Toevallig wederkerende werkwoorden hebben soms wel, soms niet een wed.vnw bij zich (zich bezeren, zich amuseren); alleen toevallig wederkerende werkwoorden kunnen mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf bij zich hebben:
– Bo bezeerde haar voet. Mika bezeerde zich / zichzelf toen hij van zijn fiets viel.
– De spreker amuseert zijn publiek. Wij amuseren ons / onszelf prima samen.

Slide 7 - Diapositive

De wederkerende voornaamwoorden mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf komen alleen voor bij toevallig wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren) en niet bij verplicht wederkerende werkwoorden (zich verslikken, zich vergissen):

Slide 8 - Diapositive

Meneer Van het Hof scheert zichzelf het liefst met een scheermesje.
Ik bemoei *mezelf nooit met de ruzies van anderen. (* betekent ongrammaticaal)

Slide 9 - Diapositive

Het woord zich is altijd wederkerend voornaamwoord, maar me, je en ons kunnen ook persoonlijk voornaamwoord zijn. 

Daarnaast kunnen je en ons bezittelijk voornaamwoord zijn.


Stel de woordsoort vast door me, je of ons te vervangen door hij, hem, zijn of zich.

Slide 10 - Diapositive

vwo2- C.5-§4-wederkerig en wederkerend vnw
door hij of hem, dan is het een persoonlijk voornaamwoord;

door zijn, dan is het een bezittelijk voornaamwoord;

door zich, dan is het een wederkerend voornaamwoord.



Slide 11 - Diapositive

vwo2- C.5-§4-wederkerig en wederkerend vnw
Voorbeeld:
Kun je (1) je (2) voorstellen dat je (3) zusje de hoofdrol krijgt in de musical van groep 8?

Kan hij (1) zich (2) voorstellen dat zijn (3) zusje de hoofdrol krijgt in de musical van groep 8?

‘Je’ (1) verandert in ‘hij’ en is dus een persoonlijk voornaamwoord.
‘Je’ (2) verandert in ‘zich’ en is dus een wederkerend voornaamwoord.
‘Je’ (3) verandert in ‘zijn’ en is dus een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 14 - Diapositive

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus-C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, vul in, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag

Slide 16 - Diapositive

Lees nog eens de theorie door op blz. 212

Maken:
C.5-§4-Grammatica Woordsoorten-Wederkerig en wederkerend voornaamwoord
Blz. 213

opdr.1 t/m 4

alles in je schrift!

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

vwo2- C.5-§4-wederkerig en wederkerend vnw
In de voorbeeldzin is zich een wederkerend voornaamwoord (wed.vnw). 

Het komt voor bij wederkerende werkwoorden: zich schamen, zich voornemen. 


Welk wederkerend voornaamwoord (vet) je gebruikt, hangt dus af van het onderwerp (onderstreept):

Slide 19 - Diapositive

Als je me, je of ons kunt vervangen
door hij of hem, dan is het een persoonlijk voornaamwoord;
door zijn, dan is het een bezittelijk voornaamwoord;
door zich, dan is het een wederkerend voornaamwoord.




Slide 20 - Diapositive

Voorbeeld:
– Bemoei je (1) je (2) altijd met je (3) zusje als je (4) ouders weg zijn?
– Bemoeit hij (1) zich (2) altijd met zijn (3) zusje als zijn (4) ouders weg zijn?
Je (1)’ verandert in ‘hij’ en is dus persoonlijk voornaamwoord.
Je (2)’ verandert in ‘zich’ en is dus wederkerend voornaamwoord.
Je (3)’ en ‘je (4)’ veranderen in ‘zijn’ en zijn dus bezittelijk voornaamwoord.

Slide 21 - Diapositive

Er is in het Nederlands maar één wederkerig voornaamwoord (wedig.vnw): elkaar. Soms wordt het geschreven als mekaar.

Slide 22 - Diapositive