M3 examenidioom K5 en K6

Üben Examenidioom K.5 und 6
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Üben Examenidioom K.5 und 6

Slide 1 - Diapositive

Heb je al geleerd?

Slide 2 - Carte mentale

Wat betekent
"wachsen"?
A
wassen
B
groeien
C
wachten
D
aaien

Slide 3 - Quiz

Wat betekent
"einzigartig"?
A
uniek
B
bedreigt
C
zeldzaam
D
in groepen levende

Slide 4 - Quiz

Wat betekent
"schlau"?
A
sluw
B
schuw
C
slim
D
schaduw

Slide 5 - Quiz

Wat betekent
"knapp"?
A
knap
B
kapot
C
al
D
amper

Slide 6 - Quiz

Wat betekent
"Abwasser"?
A
afwasser
B
overstroming
C
afwassen
D
rioolwater

Slide 7 - Quiz

Wat betekent
"Mond"?
A
mond
B
maan
C
maand
D
mand

Slide 8 - Quiz

Wat betekent
"Nachwuchs"?
A
nakomelingen
B
groeien
C
wens
D
toetje

Slide 9 - Quiz

Wat betekent
"prüfen"?
A
proeven
B
proefjes
C
proberen
D
controleren

Slide 10 - Quiz

Wat betekent
"Beutetiere"?
A
buideldieren
B
huisdieren
C
roofdieren
D
prooidieren

Slide 11 - Quiz

Wat betekent
"Wettervorhersage"?
A
weersvoorspelling
B
weersomstandigheden
C
noodweer
D
neerslag

Slide 12 - Quiz

Wat betekent
"gesellige"?
A
gezellige
B
in groepen levende
C
zeldzame
D
unieke

Slide 13 - Quiz

Wat betekent
"stehen Schlange"?
A
op een slang staan
B
staan lang
C
in de rij staan
D
staan verkeerd

Slide 14 - Quiz

Wat betekent
"reite"?
A
rijden
B
rit
C
paardrijden
D
koud hebben

Slide 15 - Quiz

Wat betekent
"Schauer"?
A
douche
B
buien
C
schaduw
D
bescherming

Slide 16 - Quiz

Wat betekent
"angreifen"?
A
aanvallen
B
aanhoren
C
aangrijpen
D
aanzien

Slide 17 - Quiz

Wat betekent
"bellen"?
A
blaffen
B
bellen
C
aanbellen
D
bellen blazen

Slide 18 - Quiz

Wat betekent
"Kot"?
A
uitwerpselen
B
krot
C
huis
D
kots

Slide 19 - Quiz

Wat betekent
"befördert"?
A
bevorderd
B
kweken
C
beveiligd
D
vervoerd

Slide 20 - Quiz

Wat betekent
"betonen"?
A
controleren
B
staken
C
benadrukken
D
kweken

Slide 21 - Quiz

Wat betekent
"gesichert"?
A
beveiligd
B
vervoerd
C
met borden aangegeven
D
zich gedragen

Slide 22 - Quiz

Wat betekent
"Vorjahr"?
A
vorig jaar
B
voorjaar
C
volgend jaar
D
dit jaar

Slide 23 - Quiz

Hoe ging het?

Slide 24 - Carte mentale

Wat moet je nog aan
Examenidioom doen?

Slide 25 - Carte mentale